Nummer: 04/223/GB
Betreft: [klager] datum: 9 maart 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 februari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, gedateerd 28 januari 2004,van
[...], geboren op [1960], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 januari 2004 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, welke op 28 januari 2004 aan klager is uitgereikt,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Zuyder Bos te Heerhugowaard of de gevangenis Lelystad afgewezen.
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 12 november 2000 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. Almere Binnen. Op 31 januari 2003 is hij geplaatst in de gevangenis Alphen aan den Rijn, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van dertien jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 31 juli 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 11 juli 2009. Aansluitenddient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van veertien dagen te ondergaan.
2.3. Bij uitspraak van 5 februari 2004, met nummer 03/2509/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 6 oktober 2003 van de beklagcommissiebij de locatie Alphen aan den Rijn betreffende de interne overplaatsing alsmede het niet nakomen van een toezegging van het afdelingshoofd, inhoudende overplaatsing naar een andere inrichting, ongegrond verklaard.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Zuyder Bos of de gevangenis Lelystad als volgt toegelicht. Er is wel degelijk door het afdelingshoofd tegen klagergezegd dat de overplaatsing naar B een noodoplossing was en dat klager zo spoedig mogelijk extern zou worden overgeplaatst. De bestreden beslissing is in strijd met de artikelen 3:2, 3:46 en 7:12 van de Awb. In strijd met dealgemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name is de beslissing niet zorgvuldig voorbereid en niet voorzien van een deugdelijke motivering. Nu het verzoek tot overplaatsing wordt ondersteund door de gevangenis Alphen aan denRijn had het aanwezig zijn van bijzondere omstandigheden niet getoetst hoeven te worden. De aanwezigheid van bijzondere omstandigheden had als een gegeven beschouwd moeten worden en het verzoek had toegewezen moeten worden. Klagerzou het liefst naar Zuyder Bos gaan of naar Lelystad, hetgeen dichterbij is voor zijn bezoek.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het overplaatsingsverzoek van klager is uitgebreid besproken in de selectie adviescommissie (sac). Na ampel beraad heeft de sac geadviseerd om het verzoek niet in te willigen. Uit het selectievoorstel blijkt namelijk geen enkelebijzondere omstandigheid die het noodzakelijk maakt om klager in zijn verzoek tegemoet te komen. Herhaaldelijk is door de selectiefunctionaris door tussenkomst van het b.s.d. van de locatie Alphen aan den Rijn aan klager gevraagd omhet verzoek nader te onderbouwen, echter zonder enig resultaat. Het verzoek lijkt te zijn ingegeven door onvrede van klager met de gang van zaken in de inrichting. Getracht is om te komen tot een detentieplan, hetgeen door deopstelling van klager helaas niet gelukt is. Door klager is aangevoerd dat hem door personeel zou zijn toegezegd dat hij extern zou worden overgeplaatst. Niet het personeel van de inrichting maar de selectiefunctionaris is daartoebevoegd.
4. De beoordeling
4.1. Door de raadsman is verweer gevoerd, waarbij hij heeft verwezen naar bepalingen van
de Awb. Uit artikel 1.6 Awb en de Memorie van Toelichting op de Pbw, volgt dat de Awb evenwel niet van toepassing is in penitentiaire inrichtingen.
4.2. Voorop staat dat de beslissing tot overplaatsing wordt genomen door de selectiefunctionaris. Alleen aan door deze gegeven toezeggingen omtrent overplaatsing, kan een gedetineerde rechten ontlenen. Waar klager zich beroept optoezeggingen gedaan door een personeelslid van de inrichting van verblijf kan dit beroep hem niet baten. Klager heeft aangevoerd dat hij problemen had op de afdeling, maar klager is inmiddels intern overgeplaatst naar een andereafdeling.
In dit licht bezien is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris niet in strijd is met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen,evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 maart 2004
secretaris voorzitter