Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0091/GA, 11 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/91/GA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 21 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 december 2003 van de beklagcommissie bij de units 3 en 4 van de locatie Scheveningen Zuid te ’s-Gravenhage, welke uitspraak op 13 januari 2004 aan klager en de directeur is verzonden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van unit 4 van voornoemde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de weigering om begeleid bezoek toe te staan; en
b. de weigering om telefonisch contact met gezinsleden te mogen onderhouden.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard ten aanzien van onderdeel a en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ten aanzien van onderdeel b, een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraakweergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a:
Verwezen wordt naar het schrijven van klager aan de hulpverlener van 24 september 2003, waarin klager verzoekt om mede namens de familie een verzoek voor begeleid bezoek in te dienen. Klager en zijn familieleden zijn het niet eensmet de afwijzing, die gebaseerd is op uit zijn verband getrokken feiten en, erger nog, daardoor verkeerd getrokken conclusies. De hulpverlener heeft dus namens klager een verzoek voor begeleid bezoek ingediend. Klager heeft debetreffende brief aan de hulpverlener retour gevraagd en deze op 23 december 2003 van de hulpverlener ontvangen.
Met betrekking tot onderdeel b:
Mocht het zo zijn dat de directeur in klagers afwezigheid reacties op onderdeel b toevoegt, dan wijst klager op rechtsongelijkheid. Gezien de resterende indientijd kan klager nog geen bescheiden overleggen van de gezinsleden. Eerderhebben gezinsleden aan klager medegedeeld dat zij niet verantwoordelijk zijn voor het instellen van een verbod om te bellen in de vroege ochtenduren. Daarnaast zijn aan klager geen mededelingen gedaan dat hij bedreigend is voor wiedan ook, als klagers veroordeling even terzijde wordt gelegd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat de aanvraag voor begeleid bezoek (mede) namens hem is ingediend door de hulpverlener van het gezin van klager. Een afwijzing van een dergelijk verzoek is - zo daar sprake van zouzijn - een beklagwaardige beslissing van de directeur. Blijkens de inlichtingen die de directeur aan de beklagcommissie heeft verstrekt is begeleid bezoek van klagers dochter door de directeur evenwel niet verboden. Ten aanzien vandat bezoek geldt immers dat dit altijd onder begeleiding plaats dient te vinden. Nu er in deze geen geen sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw, kan hetgeen in beroep ten aanzien van onderdeela is aangevoerd niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Dit onderdeel van het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag geldt dat hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie in zoverre niet tot een andere beslissing leiden dan die vande beklagcommissie. Ook dit onderdeel van het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden ten aanzien van onderdeel a.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 11 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven