Nummer R-19/5290/GM
Betreft [Klager] Datum 24 juli 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard (hierna: de inrichtingsarts). Klager beklaagt zich erover dat de medische dienst hem geen (hogere dosering) vitamine B12 voorschrijft.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klager en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is het er niet mee eens dat hij geen (hogere dosering) vitamine B12 kan krijgen in verband met zijn klachten. Klager is al jaren bezig uitleg te geven over zijn klachten, maar hij wordt niet gehoord. De klachten worden niet erkend. Uit bloedonderzoek blijkt dat de waarde B12 onder de 1000 zit, klager heeft dan recht op een supplement. Klager wil dat zijn rechten als patiënt worden gerespecteerd. Klager heeft B12 vitaminen nodig om spierverlies, concentratieproblemen en slaapproblemen te voorkomen.
De afgelopen vijf jaar is het slecht gegaan met klager. De reserves B12 in de lever waren in 2016 op. Toen is begonnen met de verstrekking van supplementen. Klager is het er niet mee eens dat door een tekort aan B12 vitaminen geen leukemie zou kunnen ontstaan. Hoewel er nog geen diagnose is, weet klager zeker dat hij al in dit stadium zit. Vooral omdat klager een zenuwprobleem heeft, is het voor artsen niet gemakkelijk om tot een conclusie te komen. Klager is ervan overtuigd dat na onderzoek zal blijken dat hij gelijk heeft aangezien de klachten een progressieve ontwikkeling kennen. Een bloedonderzoek zou dit kunnen uitwijzen. Vitamine B12 kan gewoon bij de drogist gekocht worden, maar voor klager heeft dit de heilzaamheid van een medicijn. De vitamine die klager in de inrichting kreeg verstrekt, was overigens geen vitamine B12 maar VT B-complex (vitamine B1 tot en met B6). De inrichtingsarts heeft klager niet goed behandeld. De inrichtingsarts is te laat begonnen met de verstrekking van het vitamine B-complex. Dat had al vanaf januari 2018 gekund. Klager kreeg de vitamine verstrekt van mei 2018 tot april 2019. Voor de periode april 2019 tot 26 november 2019 heeft klager er zelf voor gezorgd dat hij voldoende vitamine B12 kon innemen, ook al werd dit in die periode niet verstrekt. De inrichtingsarts had klager ook vitamine B12 kunnen verstrekken in een lagere dosering. De arts had klager ook andere middelen kunnen voorschrijven. Door de schuld van de inrichtingsarts is er sprake van spierverlies. Klager verzoekt om een zitting en een onderzoek door een fysiotherapeut teneinde de lichamelijke klachten nader te kunnen onderbouwen. Het door de inrichtingsarts toegezonden medisch dossier is niet volledig. De uitslag van het bloedonderzoek is niet aan het medisch dossier toegevoegd.
Standpunt van de inrichtingsarts
Klager klaagt erover dat zijn lichaam niet voldoende heeft aan de nu voorgeschreven hoeveelheid vitamine B. Dit heeft klager vaker aangegeven en kunnen bespreken met de arts. Klager is aangeboden bloed te laten prikken om de huidige waarde, het B12-gehalte, te laten controleren. Klager heeft hiervan afgezien, omdat de uitslag volgens hem niet aan zal tonen welke behoefte aan vitamine B12 zijn lichaam op momenten voelt. Volgens de inrichtingsarts is er geen reden de dosering vitamine B12 te verhogen.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. De stukken bevatten voldoende informatie om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
Klager meent dat de aan hem verstrekte vitamine B-12-tabletten niet voldoende zijn om zijn klachten, waar hij al lange tijd last van heeft, te voorkomen. Klager noemt onder andere spierverlies, concentratieverlies, hoofdpijn en zenuwproblemen. Klager vreest dat hij door een tekort aan vitamine B12 leukemie zal ontwikkelen of al heeft.
De beroepscommissie merkt op dat, gelet op de klachttermijn van veertien dagen als bedoeld in artikel 29, eerste lid van de Penitentiaire maatregel (Pm), in beroep alleen het medisch handelen van de inrichtingsarts dat binnen deze klachttermijn valt, kan worden beoordeeld. De klacht, zoals blijkt op het bij de stukken meegezonden klachtenformulier, is op 30 september 2019 ontvangen. Dit betekent dat alleen het medisch handelen vanaf 16 september 2019 ter beoordeling staat. Voor zover klager wil klagen over het medisch handelen in de periode daarvoor, kan hij niet in zijn klacht worden ontvangen.
Uit het medisch dossier blijkt dat op 17 september 2019 klager zijn klachten met de inrichtingsarts heeft besproken. Klager meende dat hij niet genoeg had aan de vitamines die hij verstrekt kreeg: viermaal per week een vitaminecomplex. De inrichtingsarts heeft voorgesteld eerst een bloedonderzoek te laten doen en daarna te evalueren. Klager voelde daar echter (ook toen) niets voor. Hij heeft het bloedonderzoek geweigerd en gezegd dat als hij over zes weken vrij zou komen, hij zelf wel een hoge dosering zou innemen.
De beroepscommissie ziet geen aanwijzingen in het dossier dat de medische dienst klagers klachten niet serieus heeft genomen. De beroepscommissie begrijpt dat klager zich zorgen maakt, maar in plaats van zelf te zoeken naar een diagnose of geschikte oplossing, is het beter de suggesties van de behandelend arts te volgen. De beroepscommissie begrijpt echter uit de stukken dat klager zich vastbijt in zijn eigen verhaal en niet heeft willen meewerken aan het voorstel van de medische dienst om een bloedonderzoek te doen en dan het beleid verder te bepalen.
Het handelen van de inrichtingsarts kan niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Pm. De beroepscommissie zal het beroep – voor zover klager daarin kan worden ontvangen – ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover de klachten betrekking hebben op de periode vóór 16 september 2019.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is op 24 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, bijgestaan door mr. R. Kokee, secretaris.
secretaris voorzitter