Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3996/SGA, 17 juli 2020, schorsing
Uitspraakdatum:17-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3996/SGA                           

Betreft verzoeker        Datum 17 juli 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 16 juli 2020 beslist tot intrekking van verzoekers verlof op 18 juli 2020.

Verzoekers raadsman, mr. M. Jonk, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker stelt dat de bestreden beslissing in strijd is met artikel 18 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Er is geen sprake van gewijzigde omstandigheden. Het opschorten van de verloven in verband met het coronavirus was al aan de orde tijdens het verlenen van het verlof aan verzoeker. Daarnaast is de bestreden beslissing onredelijk en onbillijk. Verzoeker heeft een groot persoonlijk belang bij verlof, nu hij op 18 juli 2020 bij de begrafenis van zijn schoonvader aanwezig wenst te zijn. Daarnaast zal verzoeker na het verlof ook niet terugkeren naar het JC Zaanstad, nu hij vanaf 20 juli 2020 zal deelnemen aan een Penitentiair Programma (PP).

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op 12 maart 2020 een positieve beslissing van de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) heeft ontvangen voor algemeen verlof. Tot op heden heeft verzoeker hiervan geen gebruik kunnen maken in verband met de getroffen maatregelen omtrent het coronavirus. Op 22 juni 2020 heeft de Minister positief beslist op verzoekers deelname aan een PP, dat van start gaat op 20 juli 2020. De directeur geeft aan dat verzoekers algemeen verlof was toegekend voor 18 juli 2020 met aansluitend deelname aan een PP, zodat verzoeker niet hoefde terug te keren in het JC Zaanstad en het risico op verdere verspreiding van het coronavirus voorkomen kan worden. Op 16 juli 2020 is de directeur door de Minister gewezen op de op dit moment geldende richtlijnen, waardoor het toekennen van algemeen verlof op dit moment niet is toegestaan. Op grond hiervan heeft de directeur verzoekers algemeen verlof op 18 juli 2020 ingetrokken. Verzoeker zal nu per 20 juli 2020 het JC Zaanstad verlaten en deelnemen aan een PP. Hoewel de directeur de gang van zaken betreurt, geeft de directeur verder aan dat verzoekers schoonvader in Colombia begraven zal worden, zodat fysieke aanwezigheid bij de begrafenis in ieder geval niet aan de orde zou zijn. Er zou een bijeenkomst met de familie georganiseerd worden om via Skype de begrafenis te kunnen volgen.

De voorzitter overweegt dat de op dit moment geldende richtlijn voor het niet toekennen van algemeen verlof ten doel heeft om bewegingen van in- en uitgaande gedetineerden te beperken om zo de verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Uit de stukken van de directeur volgt dat verzoeker na het algemeen verlof op 18 juli 2020 niet zal terugkeren naar het JC Zaanstad, maar dat verzoeker aansluitend vanaf 20 juli 2020 zal deelnemen aan een PP. In verzoekers geval is daarom geen sprake van een beweging in en uit het JC Zaanstad, zodat het risico op (eventuele) verdere verspreiding van het coronavirus door verzoeker in het JC Zaanstad is uitgesloten. Hoewel de directeur met de bestreden beslissing de op dit moment geldende richtlijn voor algemeen verlof in beginsel juist heeft nageleefd, had de directeur - gelet op de specifieke omstandigheden van het geval waarbij verzoeker op 18 juli 2020 (digitaal) een begrafenis wenst bij te wonen - aan verzoeker incidenteel verlof kunnen toekennen, hetgeen per 16 juni 2020 door de Minister wél is toegestaan. Dat alternatief is niet door de directeur bekeken. Voorts is niet gebleken van gewijzigde omstandigheden in verzoekers gedrag en/of positieve adviezen voor het verlenen van verlof. Gelet op het voorgaande acht de voorzitter de bestreden beslissing zodanig onredelijk en onbillijk dat op dit moment tot schorsing van die beslissing overgegaan moet worden.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 17 juli 2020 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven