Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3822/GA, 10 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/3822/GA                        

Betreft [klager]            Datum 10 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen:

a.         het luchten in een luchtkooi tijdens een disciplinaire straf op 5 en 7 februari 2019 (ZS-JH-2019-131 en ZS-JH-2019-142);

b.         een disciplinaire straf ingaande op 9 februari 2019  (ZS-JH-2019-141);

c.         insluiting tijdens de arbeidsuren op 11 februari 2019  (ZS-HJ-2019-144);

d.         de afhandeling van zijn spreekbriefje (ZS-JH-2019-145);

e.         een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan de arbeid, voor de duur van veertien dagen op 12 februari 2019, vanwege het meermalen weigeren om deel te nemen aan de arbeid en tegen de foutieve ingangsdatum in de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf (ZS-JH-2019-158 en ZS-JH-2019-166);

f.          de omstandigheid dat hij op 12 februari 2019 niet in de gelegenheid is gesteld om een uur te luchten (ZS-JH-2019-159) en

g.         het aanzeggen van de status rood (ZS-JH-2019-163).

De alleensprekende beklagrechter bij het Justitieel Complex (JC) Zaanstad heeft op 6 mei 2020 de klachten ZS-HJ-2019-131, ZS-HJ-2019-142, ZS-HJ-2019-144, ZS-HJ-2019-145, ZS-HJ-2019-158, ZS-HJ-2019-159 en ZS-HJ-2019-166 ongegrond verklaard, klager niet-ontvankelijk verklaard in klacht ZS-HJ-2019-163 en klacht ZS-HJ-2019-141 gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van €5,-. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en de directeur van het JC Zaanstad (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Voor wat betreft de gronden wordt in de aanvulling op het beroepschrift namens klager verwezen naar hetgeen hij in zijn schriftelijke klachten en ter zitting van de beklagrechter heeft aangevoerd en wordt verzocht dit als herhaald en ingelast te beschouwen.

Standpunt van de directeur

Klager heeft in beroep geen gronden aangevoerd. De directeur kan zich vinden in de uitspraak van de beklagrechter.

3. De beoordeling

Hetgeen in beroep is aangevoerd inzake beklagonderdelen a, c, d, e en g kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie stelt ten aanzien van beklagonderdeel b vast dat de beklagrechter het beklag met kenmerk ZS-JH-2019-141 gegrond heeft verklaard. Op grond van artikel 69, eerste lid, in verbinding met artikel 68, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (hierna: Pbw) staat geen beroep open tegen de gegrondverklaring van een beklag. De beroepscommissie zal klager ten aanzien van dit onderdeel daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep.

Ten aanzien van beklagonderdeel f overweegt de beroepscommissie dat ingevolge het bepaalde in artikel 49, derde lid van de Pbw op de directeur de zorgplicht rust dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten minste een uur in de buitenlucht te verblijven. Door klager is onweersproken gesteld dat hij op 12 februari 2019 geen volledig luchtmoment heeft kunnen genieten. Voldoende aannemelijk is geworden dat de directeur onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 49, derde lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal het beklag ten aanzien van dit onderdeel dan ook gegrond verklaren. Nu aan klager na ontvangst van de klacht compensatie is aangeboden in de vorm van een extra luchtmoment op 19 maart 2019 zal aan klager geen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklagonderdelen a, c, d, e en g ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep inzake beklagonderdeel b.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake beklagonderdeel f gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Deze uitspraak is op 10 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven