Nummer R-20/6089/GB
Betreft [klager] Datum 16 juli 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 12 december 2019 beslist klager over te plaatsen naar het huis van bewaring (HVB) van de Penitentiaire Inrichting (PI) Leeuwarden.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 13 februari 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsman, mr. S. Schuurman, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is inmiddels overgeplaatst naar de PI Achterhoek te Zutphen. Daartegen heeft hij geen bezwaar. Hij kan zich echter formeel niet verenigen met de bestreden beslissing en wenst financieel gecompenseerd te worden.
Op 11 december 2019 is klager op de lijst voor gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico (de GVM-lijst) geplaatst met een hoog risicoprofiel. Daarom is hij overgeplaatst. Klagers familie en vrienden wonen in (de omgeving van) Utrecht. Het is voor hen door de reisafstand financieel onmogelijk om klager (frequent) te bezoeken in de PI Leeuwarden. De overplaatsing bemoeilijkte ook een degelijke voorbereiding van klagers strafzaak, omdat zijn advocaat in Breukelen is gevestigd. Het arrondissement van vervolging is het arrondissement Amsterdam.
De PI Almere en de PI Achterhoek zijn ook aangewezen als inrichting voor gedetineerden met het risicoprofiel ‘hoog’. Op grond van artikel 15 van de Penitentiaire beginselenwet moet verweerder, als meerdere inrichtingen geschikt zijn, de inrichting of afdeling kiezen die het meest dienstbaar is aan de terugkeer van de gedetineerde in de samenleving. Gelet op artikel 24 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) moest klager bij voorkeur in het arrondissement Amsterdam worden geplaatst. De PI Almere en de PI Achterhoek liggen daar het dichtstbij. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar tegen klagers plaatsing in een van die inrichtingen. Klagers persoonlijke belangen wegen in dat geval zwaarder.
Standpunt van verweerder
Klager is met ingang van 12 december 2019 op de GVM-lijst geplaatst met risicoprofiel ‘hoog’. De PI Leeuwarden voldoet aan die eis, het Justitieel Complex (JC) Zaanstad, waar klager verbleef, niet. Overplaatsing naar de locatie De Schie te Rotterdam of de PI Vught was niet mogelijk vanwege het verblijf van medeverdachten aldaar. In het selectieadvies stond geen voorkeur van klager. De PI Almere is sinds 31 december 2018 gesloten. Klager moest snel worden overgeplaatst. Dat belang prevaleert boven zijn persoonlijke belangen. Klager heeft twee maanden in de PI Leeuwarden verbleven, voordat hij is overgeplaatst naar de PI Achterhoek.
3. De beoordeling
Klager is op 21 februari 2020 conform zijn voorkeur overgeplaatst naar de PI Achterhoek. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.
Klager verbleef in het HVB van het JC Zaanstad. Op 12 december 2019 is hij overgeplaatst naar het HVB van de PI Leeuwarden, omdat hem het risicoprofiel ‘hoog’ was toegekend.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling wordt een gedetineerde die nog niet is veroordeeld, bij voorkeur in het arrondissement van vervolging geplaatst. Klager moest op grond van zijn risicoprofiel echter worden overgeplaatst naar een inrichting die daartoe is aangewezen. Zo’n inrichting bevindt zich niet in het arrondissement Amsterdam (daar bevindt zich in het geheel geen inrichting) of Noord-Holland.
Nu klager snel moest worden overgeplaatst en de locatie De Schie en de PI Vught ook niet in aanmerking kwamen voor klagers overplaatsing, is het niet onredelijk of onbillijk dat in de initiële beslissing is uitgeweken naar een inrichting aan de andere kant van het land, ook al ligt het voor de hand dat klager daar minder gemakkelijk bezoek kon ontvangen. Daarbij is ook van belang dat uit het selectieadvies geen voorkeur van klager bleek.
In de bezwaarfase is klagers voorkeur wel duidelijk geworden. Een week na de beslissing op bezwaar (de bestreden beslissing) is klager dan ook alsnog overgeplaatst naar de inrichting van zijn voorkeur. Het had wat dat betreft in de rede gelegen dat verweerder het bezwaar (na heroverweging op grond van nieuwe informatie) gegrond had verklaard, want dat was in feite op hetzelfde neergekomen. Bovendien had de beroepsprocedure dan achterwege gelaten kunnen worden. Dat betekent echter niet dat de bestreden beslissing als zodanig als onredelijk of onbillijk zou moeten worden aangemerkt.
Nu klager zijn bezoekproblemen onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd en de vestigingsplaats van zijn raadsman geen selectiecriterium vormt, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 16 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter