Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6123/GB, 16 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6123/GB                        

Betreft [klager]            Datum 16 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager verbleef in de gevangenis van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad en heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 12 februari 2020 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. E.K.A. van den Bos, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft in zijn leven en tijdens zijn detentiejaren vele diploma’s en certificaten gehaald en heeft hiervan bij het indienen van zijn beroepschrift afschriften overgelegd. Deze diploma’s en certificaten zien met name op lassen/aluminium/RVS en klager zou na zijn detentie graag werkzaam willen zijn binnen deze werkgebieden. Op de arbeid van het JC Zaanstad is het voor klager niet mogelijk om met deze kwaliteiten aan het werk te gaan, maar in de PI Zwolle kan dat wel.

Klager zal niet tot aan zijn vrijlating in het JC Zaanstad verblijven, omdat hij nog zal doorfaseren naar een Beperkt Beveiligde Inrichting (BBI) en/of een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI). Deze zijn niet gelegen in de buurt van Almere. Hij wil te zijner tijd graag faseren in de PI Almelo. De omstandigheid dat klager contacten heeft in Almere, hoeft wat hem betreft een overplaatsing naar de PI Zwolle (en later naar de PI Almelo) niet in de weg te staan. In de PI Zwolle kan klager de werkzaamheden gaan verrichten die hij in de toekomst ook wil gaan uitvoeren en waar hij in het kader van zijn re-integratie nu de nadruk op wil leggen. Het is positief dat hij juist aan dit gedeelte van zijn toekomst en re-integratie wil werken. In het JC Zaanstad kan hij dat nu niet.

Verweerder stelt dat ook klagers negatieve gedrag heeft bijgedragen aan de afwijzing van zijn verzoek om overplaatsing. Klager heeft jarenlang veel trainingen en cursussen gedaan en vindt dat de recentere straffen niet dermate zwaar dienen te wegen dat een gemotiveerd verzoek om overplaatsing op grond daarvan moet worden afgewezen.

Standpunt van verweerder

Bij de behandeling van het ingestelde beroep is gebleken dat klager op 12 maart 2020 betrokken is geweest bij een fysiek geweldsincident in het JC Zaanstad. De directeur van het JC Zaanstad heeft klager hierop veertien dagen in een afzonderingscel geplaatst, waarbij klager tevens ter herselectie is voorgedragen. Klager is op grond van het bewaren van de orde, rust en veiligheid in het JC Zaanstad op 17 maart 2020 geselecteerd voor plaatsing in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Bij de keuze voor deze inrichting is rekening gehouden met de actuele capaciteit, omdat een spoedige overplaatsing geïndiceerd was.

Verzocht wordt klager niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep.

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van het JC Zaanstad. Op 17 maart 2020 is hij geselecteerd voor de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard in het kader van het bewaren van de orde, rust en veiligheid binnen het JC Zaanstad. Op 27 maart 2020 is hij daadwerkelijk overgeplaatst.

Klager heeft, zo blijkt uit zijn motivatiebrief van 10 december 2019, echter verzocht om overplaatsing naar de PI Zwolle, kort gezegd omdat hij – met het oog op zijn resocialisatie – in de metaalwerkplaats van de PI Zwolle zijn lasvaardigheden weer op kan pakken om zo het lassen weer goed in de vingers te krijgen.

De beroepscommissie overweegt dat de beroepsgronden – die betrekking hebben op klagers werkzaamheden op de arbeid in de gevangenis van het JC Zaanstad – geen verdere bespreking behoeven, omdat klager sinds 27 maart 2020 niet meer in de gevangenis van het JC Zaanstad verblijft. Daarnaast heeft klager in zijn beroepschrift niet onderbouwd waarom het zijn wens is om te zijner tijd te willen faseren in de PI Almelo. De beroepscommissie is overigens ook niet gebleken van andere omstandigheden die zouden moeten leiden tot toewijzing van het verzoek.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 16 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven