Nummer R-19/3703/GA
Betreft [klager] Datum 13 juli 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
Klager heeft beklag ingesteld tegen de omstandigheid dat hij op 1 april 2019 en 2 april 2019 niet in de gelegenheid is gesteld om te luchten.
De alleensprekende beklagrechter bij het Detentiecentrum (DC) Rotterdam heeft op 1 mei 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag (DC-2019-240 en DC-2019-241). De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.
[Gemachtigde], verbonden aan het Meldpunt Vreemdelingendetentie, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De beroepscommissie heeft klager, zijn gemachtigde en de directeur van het DC Rotterdam (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Ontvankelijkheid
Uit overgelegde e-mails aan de Commissie van Toezicht (CvT) blijkt dat op 15 april 2019 de ondertekende klacht en ondertekende machtigingen zijn opgestuurd. Dat is de gebruikelijke wijze waarop met de CvT wordt gecommuniceerd.
Inhoudelijk
Op 1 april 2019 heeft klager maar tien tot vijftien minuten gelucht, omdat men was vergeten hem op te halen. Op 2 april 2019 hoorde klager de celdeuren links en rechts van hem geopend worden voor het luchten. Toen hij vroeg of hij ook mocht luchten, werd hem gezegd dat hij al zou hebben gelucht. Dat was echter niet het geval. Klager heeft het gevoel dat hij opzettelijk werd overgeslagen. Hij voelt zich benadeeld. Het recht op luchten is belangrijk. Een tegemoetkoming van €20,- is passend.
Standpunt van de directeur
Ontvankelijkheid
De directie heeft slechts een klaagschrift ontvangen zonder handtekening van klager of zijn gemachtigde. De in beroep overgelegde, ondertekende stukken waren in de beklagprocedure nog onbekend. Het is niet duidelijk waar een en ander is misgegaan. Nu de beklagrechter klager niet-ontvankelijk heeft verklaard, moet ervan worden uitgegaan dat klagers gemachtigde de klachten niet-ondertekend heeft ingediend. Het is al vaker gebeurd dat in beroep een andere versie wordt gehanteerd dan in beklag.
Inhoudelijk
Uit de logboekrapportage blijkt dat klager op 1 april 2019 heeft kunnen luchten en dat hij ook gebruik heeft gemaakt van die mogelijkheid. Uit niets blijkt dat hij niet gelijktijdig met de anderen is opgehaald. Op 2 april 2019 heeft klager inderdaad een luchtmoment gemist. Hij is daarvoor echter nog op dezelfde dag gecompenseerd door hem te laten luchten op de OBS-afdeling.
3. De beoordeling
De ontvankelijkheid van het beklag
In beroep zijn namens klager een ondertekende machtiging d.d. 10 april 2019 en een ondertekend klaagschrift d.d. 8 april 2019 overgelegd. Ook is een e-mail van klagers gemachtigde van 15 april 2019 aan de CvT bij het DC Rotterdam overgelegd, met daarin drie bijlagen: ‘Machtiging [klager]’, ‘Klacht ondertekend’ en ‘Klacht door beiden ondertekend’. In die e-mail staat verder dat het de klachten met kenmerk DC-239, DC-240 en DC-241 betreft.
Hoewel niet is vast te stellen dat deze bijlagen inderdaad de ondertekende machtiging en het ondertekende klaagschrift betreffen noch dat deze bij de CvT zijn binnengekomen, ziet de beroepscommissie hierin voldoende aanleiding om klager het voordeel van de twijfel te geven ten aanzien van zijn ontvankelijkheid in de beklagprocedure. Zij zal de uitspraak van de beklagrechter daarom vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Inhoudelijk
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat klager heeft kunnen luchten tijdens het reguliere luchtmoment op 1 april 2019 en op een afwijkend moment op 2 april 2019. De beroepscommissie ziet geen aanleiding om aan deze inlichtingen te twijfelen. Zij zal het beklag daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Deze uitspraak is op 13 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter