Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 99/0351/GB B, 11 oktober 1999, beroep
Uitspraakdatum:11-10-1999

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: B 99/351/GB

Betreft: [klager] datum: 11 oktober 1999

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 4 augustus 1999 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1973], verder te noemen appellant, gericht tegen een beslissing d.d. 29 juli 1999 van de selectiefunctionaris,

voorts van de uitspraak d.d. 4 augustus 1999 van de voorzitter van de beroepscommissie op het verzoek om schorsing van appellant van de beslissing waartegen het beroep is gericht,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van appellant gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis "Nieuw Vosseveld" te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1 Appellant is sedert 16 juli 1998 gedetineerd. Vanuit het huis van bewaring te Rotterdam is hij op 16 juli 1999 geselecteerd voor de gevangenis "Nieuw Vosseveld", waar een regime van beperkte gemeenschap geldt. De plaatsing vanappellant was nog niet gerealiseerd.
Bij uitspraak van 4 augustus 1999 heeft de voorzitter van de beroepscommissie het schorsingsverzoek van appellant toegewezen en de tenuitvoerlegging van de beslissing d.d. 16 juli 1999 van de selectiefunctionaris geschorst. Hierbijoverwoog de voorzitter dat "uit het selectieadvies d.d. 12 juli 1999 van de penitentiaire inrichting "Noordsingel" te Rotterdam blijkt dat verzoeker op zich, gezien zijn gedrag en functioneren binnen de inrichting, een goedekandidaat zou zijn voor plaatsing in een open setting. Het advies van het openbaar ministerie kan niet zonder meer negatief worden genoemd. De procureur-generaal dringt in zijn brief d.d. 10 juni 1999 aan op enig uitstel alvorens degedetineerde verlof toe te staan. Het daaropvolgende advies van het openbaar ministerie d.d. 14 juni 1999 inzake overplaatsing verwijst naar het advies van 10 juni 1999 en heeft dezelfde strekking. Inmiddels zijn evenwel bijna tweemaanden verstreken sedert die advisering zodat dat (gevraagde) uitstel inmiddels is geëffectueerd. Tenslotte speelt bij de beoordeling van de vraag of verzoeker al dan niet in een meer open setting kan worden geplaatst deomstandigheid een rol dat de vermoedelijk v.i.-datum van verzoeker op 14 november 1999 ligt, zodat verzoeker binnen afzienbare tijd weer in vrijheid zal komen."

2.2 Appellant ondergaat een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 19 mei 1999. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.datum valt op of omstreeks 14 november 1999. Aansluitenddient hij eventueel twee subsidiaire hechtenissen van in totaal 12 dagen en 7 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

3. De standpunten
3.1 Appellant heeft zijn beroepschrift niet toegelicht.

3.2 De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Appellant werd op grond van het selectievoorstel van de directie van het h.v.b. te Rotterdam geselecteerd voor de gevangenis "Nieuw Vosseveld". De beslissing was met name gebaseerd op het negatieve advies van de procureur-generaalte Den Haag. Deze verwees, voor zijn advies met betrekking tot de eventuele plaatsing in een open inrichting van appellant, naar het negatieve advies van de advocaat-generaal te Den Haag op de verlofaanvraag van appellant. Daarnaastwas sprake van een negatief advies van de politie te Vlissingen op de verlofaanvraag van appellant en was in de gevangenis "Nieuw Vosseveld" celruimte terwijl voor andere gevangenissen wachtlijsten bestaan. De selectiebeslissingwerd twee maanden na het opvragen van het advies van het openbaar ministerie genomen. Nadat de selectiefunctionaris het bezwaarschrift van appellant ongegrond had verklaard, stelde appellant beroep in en verzocht hij om schorsingvan de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris. Dit verzoek werd toegewezen en appellants plaatsing naar de gevangenis "Nieuw Vosseveld" op 6 augustus 1999 gaat vooralsnog niet door. Gezien de motivering vanschorsingsbeschikking van de voorzitter van de beroepscommissie, meent de selectiefunctionaris de beroepscommissie te kunnen adviseren tot het gegrondverklaren van het beroep. De directie van het h.v.b. te Rotterdam dient hetopenbaar ministerie dan opnieuw te benaderen voor een gemotiveerd advies over verlofverlening. De selectiefunctionaris kan dan met inachtneming van dit advies een nieuwe beslissing nemen, wat mogelijk zou kunnen leiden tot plaatsingvan appellant in een open inrichting.

4. De beoordeling
4.1 De gevangenis "Nieuw Vosseveld" is bestemd voor gedetineerden met een werkelijke straftijd van niet meer dan zes maanden en heeft een regime van beperkte gemeenschap.

4.2 De beroepscommissie stelt vast dat de selectiefunctionaris tot zijn beslissing is gekomen mede op grond van het negatieve advies van de procureur-generaal te Den Haag. Deze verwijst naar het gemotiveerde negatieve advies van deadvocaat-generaal te Den Haag op de verlofaanvraag van appellant. Daarnaast bestonden negatieve adviezen van de politie te Vlissingen en de reclassering op zijn verlofaanvraag. De adviezen zijn voornamelijk gebaseerd op de ernst vande delicten en de grote kans op slachtofferconfrontatie (het slachtoffer woont in de nabijheid van het verlofadres van appellant) die zeer ongewenst werd geacht.
Gelet op deze gegevens is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat appellant niet voor plaatsing in een open inrichting in aanmerking kwam.
Het gedrag en functioneren van appellant binnen de inrichting vormden echter onvoldoende indicatie voor een plaatsing in een inrichting met een beperkt regime. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing van deselectiefunctionaris tot plaatsing van appellant in de gevangenis "Nieuw Vosseveld" bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing teworden vernietigd. De selectiefunctionaris zal worden opgedragen zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 11 oktober 1999.
secretaris voorzitter

Naar boven