Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4728/GB, 10 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/4728/GB                   

Betreft [klager]            Datumm          10 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 6 mei 2019 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn.

Klager heeft op 24 mei 2019 een klaagschrift ingediend bij de beklagcommissie van de PI Alphen, omdat klager langer dan 56 dagen in het arrestantenregime verbleef. De beklagrechter heeft op 2 augustus 2019 bepaald dat zij onbevoegd is van het beklag kennis te nemen en de stukken in handen van verweerder gesteld ter verdere behandeling. Verweerder heeft vervolgens op 13 september 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.

Klagers raadsman, mr. M. de Reus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Klager verbleef, ten tijde van het opstellen van het klaagschrift bij de beklagcommissie, in het arrestantenregime. Ten tijde van het indienen van het klaagschrift was de in artikel 7, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) genoemde maximale verblijfsduur al overschreden. De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard en het klaagschrift doorgezonden naar verweerder. Naar het oordeel van klager had verweerder het bezwaarschrift gegrond moeten verklaren, nu de maximale duur van een verblijf in een arrestantenregime was overschreden. Klager is pas per 19 juni 2019 in een gevangenis geplaatst.

De door verweerder opgeworpen capaciteitsproblematiek kan niet rechtvaardigen dat een gedetineerde uitsluitend door die omstandigheid langer dan wettelijk is toegestaan verblijft in een onjuiste inrichting of afdeling. Uit de beslissing blijkt ook niet of met klager is gesproken over een plaatsing in een andere gevangenis dan de gevangenis van diens voorkeur ter voorkoming van het (verder) overschrijden van voornoemde maximale verblijfstermijn. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beslissing te vernietigen alsmede aan klager een tegemoetkoming toe te kennen nu de gevolgen niet ongedaan kunnen worden gemaakt.

Standpunt van verweerder

Klager is op grond van artikel 7 van de Regeling geplaatst in het arrestantenregime van de PI Alphen. Ten tijde van de afhandeling van het bezwaarschrift is gekeken of al sprake was van een daadwerkelijke plaatsing van klager in het gevangenisregime. Klager bleek op 19 juni 2019 te zijn geplaatst. Mocht klager in verband met de termijnoverschrijding van de wachtlijst van de inrichting van zijn voorkeur voor plaatsing in een andere PI in aanmerking willen komen, dan dient hij zich te vervoegen bij zijn casemanager van zijn verblijfsinrichting welke een voorstel tot ombuiging capaciteit kan indienen. De directeur van de inrichting waar klager verbleef heeft klager niet ter herselectie aan Divisie Individuele Zaken (DIZ) aangeboden.

In het bezwaarschrift van 29 mei 2019, dat door klager bij de Commissie van Toezicht is ingediend en door DIZ op 7 augustus 2019 is ontvangen, is door klager niet verzocht om compensatie. De Penitentiaire beginselenwet kent in deze fase van de bezwaarprocedure ook geen toekenning van financiële compensatie. Was er door klager wel verzocht om financiële compensatie, dan was zijn bezwaarschrift voorgelegd aan de afdeling Juridische Zaken van de Dienst Justitiële Inrichtingen. Dit is om voornoemde reden niet gebeurd. Verzocht wordt het beroep ongegrond te verklaren.

3. De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat zij door een administratieve misslag recent pas inhoudelijk heeft kennisgenomen van dit beroep. De uitspraak heeft daardoor uitzonderlijk lang op zich laten wachten. Hoewel de wet daaraan geen gevolgen verbindt, erkent de beroepscommissie dat deze lange duur onwenselijk is.

Klager is inmiddels in vrijheid gesteld. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter verzocht aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog beoordelen.

Op het moment dat verweerder zijn beslissing op bezwaar nam, verbleef klager al niet meer in het arrestantenregime van de PI Alphen. In bezwaar is niet om een tegemoetkoming gevraagd. De beslissing van verweerder om klager niet-ontvankelijk in zijn bezwaar te verklaren is dan ook juist. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 10 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.F.A. van Pelt en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven