Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/7248/GV, 30 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:30-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/7248/GV             

Betreft [klager]            Datum 30 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 10 juni 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager verzoekt om strafonderbreking, vanwege het potentiële gevaar van besmetting met het coronavirus in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard. Er is sprake van een dusdanig onveilige situatie in de inrichting dat zijn detentie in redelijkheid niet langer kan worden voortgezet. In zijn geval is sprake van dringende redenen van lichamelijke aard, gelegen in de persoon van klager, zodat de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking voldoende is komen vast te staan. De veiligheid en gezondheid van klager kunnen onvoldoende worden gewaarborgd, vanwege zijn leeftijd van 76 jaar en zijn kwetsbare gezondheid. Klager bevindt zich daarbij in de laatste fase van zijn detentie, die zonder incidenten is verlopen. Om die reden zou hij reeds enkele maanden geleden in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) zijn geplaatst. Het feit dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) preventieve maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van (verdere) verspreiding van het coronavirus, betekent niet dat klager, die tot een risicogroep behoort, geen gevaar loopt om met het coronavirus te worden besmet. Voor klager ontstaat een veel veiligere situatie indien hij thuis bij zijn partner kan verblijven.

Het Europees Comité voor de Preventie van Foltering en Onmenselijke of Vernederende Behandeling of Bestraffing (CPT) van de Raad van Europa schrijft voor dat nationale overheden zich moeten inspannen om de gezondheid en veiligheid van personen van wie hun vrijheid is ontnomen te waarborgen en roept op om alternatieven van vrijheidsbeneming te overwegen. In klagers geval is deze mogelijkheid in het kader van zijn plaatsing in een ZBBI reeds onderzocht en beschikbaar gebleken. Klager beschikt immers over een aanvaardbaar verlofadres en hij is niet voor een ernstig gewelds- of zedendelict veroordeeld. Een alternatief van vrijheidsbeneming, onder toepassing van elektronisch toezicht, moet daarom worden overwogen.

Standpunt van verweerder

Klagers verzoek om strafonderbreking is afgewezen op grond van het negatieve advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA). Aangezien de medisch adviseur het verlenen van strafonderbreking niet geïndiceerd acht, is de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking niet aanwezig. Klager is goed in beeld bij de medische dienst, bezoeken aan medisch specialisten kunnen vanuit de inrichting plaatsvinden en er bestaan geen aanwijzingen dat klager afhankelijk is van een (tijdelijk) verblijf buiten de inrichting om de benodigde zorg te kunnen krijgen. Daarnaast zijn in de locatie Zuyder Bos maatregelen genomen om de verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Ook de in dat kader benodigde zorg kan vanuit de inrichting worden gerealiseerd.

Uitgebrachte adviezen

De medisch adviseur van de afdeling IMA acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Klager is goed in beeld bij de medische dienst en bezoeken aan medisch specialisten kunnen vanuit detentie plaatsvinden. Klager is bekend met chronische gezondheidsproblematiek, hetgeen zo nu en dan gepaard gaat met duizeligheidsklachten. Hiervoor wordt hij in de inrichting medicamenteus behandeld en door de medische dienst regelmatig gecontroleerd. Hetzelfde geldt voor klagers suikerziekte. Zijn recente plasklachten en pijnklachten rond de schouder zijn eveneens medicamenteus behandeld. Voorts vertoont klager op dit moment geen coronagerelateerde klachten. Hoewel klager vanwege zijn hoge leeftijd behoort tot de categorie van patiënten met een verhoogde kans op een ernstig beloop in geval van infectie met het coronavirus, vormt dit gegeven op zichzelf onvoldoende medische grond voor het verlenen van strafonderbreking. De medische dienst kan de gezondheid van klager extra monitoren en bij het ontstaan van klachten of een dreigende uitbraak kunnen in of vanuit detentie vervolgacties worden uitgezet. Daarnaast bestaan thans geen aanwijzingen dat de infectiedruk van COVID-19 binnen de detentiesetting significant hoger is dan buiten. Tot 25 mei 2020 zijn in de locatie Zuyder Bos geen besmettingsgevallen gemeld. In klagers geval bestaan op dit moment geen aanwijzingen dat hij afhankelijk is van een (tijdelijk) verblijf buiten detentie om de benodigde zorg te kunnen krijgen.

De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft, onder verwijzing naar het advies van de medisch adviseur, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

3. De beoordeling

Klager is in Italië veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren en 280 dagen met aftrek, wegens – zakelijk weergegeven – drugshandel. Hij is onder toepassing van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties sinds 11 januari 2016 in Nederland gedetineerd. De einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 4 oktober 2021.

Artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voorzetting van detentie in de weg staan.

Klager verzoekt om strafonderbreking, vanwege het potentiële gevaar van besmetting met het coronavirus in de inrichting. Klager behoort vanwege zijn hoge leeftijd en zijn kwetsbare gezondheid tot een risicogroep en reeds eerder zouden aan hem vrijheden zijn verleend in de vorm van een plaatsing in een ZBBI. Dit laatste kan als gevolg van de coronacrisis vooralsnog geen doorgang vinden.

Vanwege zijn hoge leeftijd en chronische gezondheidsproblematiek is in klagers geval sprake van een verhoogd risico om ernstig ziek te worden in geval van een besmetting met het coronavirus. Naar het oordeel van de beroepscommissie is, aan de hand van het advies van de medisch adviseur, echter onvoldoende gebleken dat klagers gezondheid en veiligheid in de inrichting onvoldoende worden gewaarborgd, als gevolg waarvan zijn detentie in redelijkheid niet langer kan worden voortgezet.

Zoals uit het advies van de medisch adviseur en uit het namens klager overgelegde medische dossier blijkt, is klager goed in beeld bij de medische dienst en worden zijn fysieke klachten (die chronisch zijn) in de inrichting medicamenteus behandeld. Eventuele bezoeken aan medisch specialisten kunnen vanuit detentie plaatsvinden. Daarnaast zijn bij klager tot op heden geen coronagerelateerde klachten geconstateerd. Indien nodig kan de medische dienst klagers gezondheid extra monitoren. Voorts kunnen bij het ontstaan van klachten of bij een dreigende corona-uitbraak in de locatie Zuyder Bos in of vanuit detentie verdere vervolgacties worden uitgezet. Dit alles maakt onderdeel uit van de door DJI getroffen maatregelen om het risico op verspreiding van het coronavirus binnen justitiële inrichtingen te beperken.

Tegen deze achtergrond is de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking onvoldoende komen vast te staan. De omstandigheid dat klager reeds een aantal maanden geleden voor plaatsing in een ZBBI in aanmerking kwam/zou komen, leidt niet tot een andere conclusie. De bestreden beslissing kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 30 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven