Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-598, 14 januari 2019, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer:              R-598

Betreft:  [klager]  datum: 14 januari 2019

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. I.R. Rigter, namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een op 22 maart 2018 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1.            De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.

2.            De feiten

Klager is sedert 4 november 2017 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de p.i. Almere. Vandaaruit is hij bij beslissing van 15 februari 2018 overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Ter Apel. Op 31 mei 2018 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Ter Apel.

3.            De standpunten

3.1.         Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.

De selectiefunctionaris gaat er ten onrechte van uit dat klager geen verblijfsrecht heeft. De Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) geeft aan niet op de hoogte te zijn van de Spaanse nationaliteit van klager. De IND en de vreemdelingendienst is aangeboden om het paspoort op echtheid te onderzoeken. Beide diensten maken geen gebruik van dit aanbod. Tegen deze achtergrond is het niet redelijk klager de vermeende illegale status tegen te werpen. Klager wil worden teruggeplaatst naar de p.i. Almere of worden overgeplaatst naar de p.i. Zaanstad. Tevens verzoekt klager hem een tegemoetkoming toe te kennen.

In een nadere reactie is daaraan nog toegevoegd dat het feit dat klager inmiddels in de gevangenis van de p.i. Ter Apel verblijft vorenstaande niet anders maakt, nu klager niet thuishoort op een VRIS-afdeling, of dat nu een huis van bewaring of -in casu één deur verder binnen dezelfde p.i.- een gevangenis is.

Met een gegrondverklaring van het onderhavige beroep zou klager, in het geval de selectiefunctionaris niet eigener beweging besluit tot overplaatsing naar een voor klager wel geschikte p.i., succesvol om overplaatsing kunnen verzoeken.

Het strafproces biedt voldoende aanwijzing voor de conclusie dat het paspoort echt is en dat klagers Spaanse nationaliteit vast staat. Het paspoort was in beslag genomen, maar is weer aan klager teruggegeven. De IND heeft mondeling laten weten dat het document pas zal worden onderzocht na onherroepelijke afdoening van klagers strafzaak.

Indien geconcludeerd wordt dat onvoldoende vaststaat dat klager rechtmatig verblijf heeft in verband met het onvoldoende aannemelijk zijn van diens Spaanse nationaliteit, wordt verzocht de behandeling van dit beroep aan te houden en de selectiefunctionaris op te dragen het Spaanse paspoort van klager op echtheid te laten onderzoeken, dan wel klager die mogelijkheid te bieden.

3.2.         De selectiefunctionaris heeft in reactie op beroep aangegeven dat nu klager is geplaatst in de gevangenis van de p.i. Ter Apel en tegen die beslissing geen bezwaar is ingediend, het belang aan zijn beroep is komen te ontvallen en hij mitsdien niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn beroep.

In de bestreden beslissing staat dat klager is overgeplaatst naar de p.i. Ter Apel ingevolge artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling).

Bij de plaatsing in een inrichting voor de bijzondere opvang van veroordeelde strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen heeft de selectiefunctionaris slechts één keuze, en dat is de p.i. in Ter Apel. Waar bij een aanbod van meerdere inrichtingen met eenzelfde bestemming het plaatsen in de buurt van de woonplaats van het bezoek een optie zou kunnen zijn, is deze keuzemogelijkheid beperkt bij plaatsing in een inrichting voor bijzondere opvang. De uitvoering van het beleid om voor genoemde categorie gedetineerden een speciale locatie aan te wijzen weegt zwaarder dan eventuele problemen ten aanzien van de reisafstand voor het bezoek.

4.            De beoordeling

4.1.         Klager is op 31 mei 2018 vanuit het h.v.b. van de p.i. Ter Apel geselecteerd voor en geplaatst in de gevangenis van de p.i. Ter Apel. Nu klager feitelijk nog steeds verblijft in Ter Apel, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen.

4.2.         Ingevolge artikel 20 b van de Regeling worden in de inrichtingen of afdelingen voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen die vreemdelingen geplaatst die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 en ten aanzien van wie voorlopige hechtenis of gevangenhouding, een vrijheidsstraf of een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders ten uitvoer wordt gelegd.

4.3.         Aan de orde is de vraag op klager al dan niet rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Klagers raadsman stelt weliswaar dat klager de Spaanse nationaliteit heeft, echter uit de stukken blijkt dat deze nationaliteit wordt betwist. Tijdens klagers verblijf in de p.i. Almere zou zijn gebleken dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Klager betwist dat hij geen rechtmatig verblijf heeft. Hij stelt de Spaanse nationaliteit te hebben en over een Spaans paspoort te beschikken. Niet kon worden vastgesteld dat de bewering van klager, dat hij de Spaanse nationaliteit heeft, wel klopte. Eerder leek het op dat moment niet het geval.

De beroepscommissie overweegt dat onder die omstandigheden de bewijslast bij klager lag.

Nu ten tijde van de bestreden beslissing de nationaliteit van klager niet onomstotelijk vast stond, klager deze ook niet heeft aangetoond en kon worden aangenomen dat klager geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, heeft de selectiefunctionaris kunnen besluiten klager over te plaatsen naar het h.v.b. van de p.i. Ter Apel. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.            De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 14 januari 2019

secretaris                                                      voorzitter

Naar boven