Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6438/GB, 1 juli 2020, beroep
Uitspraakdatum:01-07-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6438/GB                  

Betreft [klager]            Datum 1 juli 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 27 februari 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de locatie Roermond.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 24 maart 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. P.W. Szymkowiak, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

De raadsman verwijst naar de aanvullende gronden die in bezwaar zijn aangevoerd en verzoekt het beroep mondeling te mogen toelichten.

Standpunt van verweerder

Verweerder verwijst naar de bestreden beslissing en heeft hierop het volgende aangevuld.

Verweerder sluit zich aan bij het advies van de Officier van Justitie en ziet geen reden klager alsnog over te plaatsen naar de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard. De plaatsing in de gevangenis van de locatie Roermond is een juiste regionale plaatsing geweest.

3. De beoordeling

Klager heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.

Klager verbleef in het HVB van de PI Grave. Verweerder heeft op 27 februari 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de locatie Roermond, gelet op klagers arrondissement van vestiging en nu het Openbaar Ministerie (OM) bezwaar heeft tegen klagers plaatsing in de PI Sittard, waar klagers voorkeur naar uitging.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Klagers vestigingsadres ligt in Maastricht, gelegen in het arrondissement Limburg, waarin zowel de locatie Roermond als de PI Sittard zijn gelegen. De beroepscommissie stelt daarom voorop dat artikel 25, zevende lid, van de Regeling in deze zaak geen rol speelt.

Uit het selectieadvies komt naar voren dat klager heeft aangegeven dat hij naar de PI Sittard overgeplaatst wil worden, omdat hij bezoek uit Maastricht ontvangt en hij graag samen met zijn zoon – die al in de PI Sittard verblijft – zijn detentie wil uitzitten. Klager heeft een medische verklaring overgelegd waaruit blijkt dat klagers vrouw hem en zijn zoon wekelijks in verschillende gevangenissen bezoekt en dat zijn vrouw door de gevolgen van een TIA in 2015 zich niet lang kan concentreren met autorijden. Voor deze verklaring geldt evenwel dat deze is opgesteld toen klager en zijn zoon gedetineerd waren in de PI Grave en de PI Vught. In de verklaring wordt verzocht de mogelijkheid te bekijken of klager en zijn zoon verplaatst kunnen worden naar een inrichting dichtbij Maastricht, hetgeen inmiddels is gebeurd.

Voorts is van belang dat het OM bezwaar heeft tegen klagers plaatsing in de gevangenis van de PI Sittard, omdat uit een proces-verbaal van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) is gebleken dat klager en een medegedetineerde ten tijde van hun laatste detentie in de PI Sittard de handel in softdrugs beheersten. De raadsman heeft aangevoerd dat dit een oud TCI proces-verbaal is, nu voor zover de raadsman bekend klager ruim drie jaar geleden voor het laatst gedetineerd is geweest in de PI Sittard. Evenwel blijkt uit het door klager zelf ingevulde formulier waarin hij de voorkeur voor de PI Sittard opgeeft, dat hij nog in 2019 aldaar was gedetineerd.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 1 juli 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven