Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5335/GA, 29 juni 2020 , beroep
Uitspraakdatum:29-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5335/GA             

Betreft [klager]            Datum 29 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft beklag ingesteld tegen het niet voortvarend handelen van klagers casemanager met betrekking tot zijn detentiefasering (MB-2019-000336).

De alleensprekende beklagrechter bij de Penitentiaire Inrichting (PI) Middelburg heeft op 18 november 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

Klagers raadsman, mr. M.M.J.P. Penners, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft vanaf februari 2019 reeds verzocht om zijn fasering in gang te zetten. In dat kader heeft de casemanager klager medegedeeld dat door de PI Middelburg een verkeerde rapportage is opgevraagd. Klager heeft dus zijn casemanager al sinds februari 2019 attent gemaakt op deze faseringsaanvraag, waarop niet alleen niet adequaat maar ook nog eens verkeerd is gehandeld. Klager is hier nodeloos de dupe van, nu hij zonder toegewezen selectieaanvraag niet in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) terecht kan komen. Hierdoor moet hij langer dan noodzakelijk in de PI Middelburg verblijven.

Klager wijst er tevens op dat de selectieaanvraag pas bij de selectiefunctionaris kan worden ingediend, nadat er een (positief) rapport aanwezig is. De ontvangst van dit rapport duurt ook zes tot acht weken. Vervolgens dient door de selectiefunctionaris nog op deze aanvraag beslist te worden, hetgeen ook weer enkele weken kan duren. Zodra dit heeft plaatsgevonden dient de feitelijke ZBBI-plaatsing nog plaats te vinden, hetgeen wederom weken kan gaan duren. Klager acht het dan ook onmogelijk dat de beklagrechter kan stellen dat er geen sprake zou zijn van onvoldoende voortvarend handelen door de casemanager, althans de PI Middelburg.

Standpunt van de directeur

Klager heeft zich de afgelopen maanden veelvuldig beklaagd over onzorgvuldig handelen van zijn casemanager, dan wel de directie, ten aanzien van het toekennen van vrijheden aan klager, waardoor klager vertraging in zijn fasering zou hebben opgelopen. Klager doet het voorkomen alsof hij vanaf 20 juli 2019 recht zou hebben op fasering. Dit is geen recht, het is slechts een mogelijkheid dat vanaf die datum een faseringstraject ingezet zou kunnen worden, mits aan de daaraan gestelde voorwaarden is voldaan. Het verzoek van klager om voor fasering in aanmerking te komen is door de betrokken casemanager volgens de geldende regels in behandeling genomen. Op 7 november 2019 is een nieuw reclasseringsadvies aangevraagd teneinde te bepalen of een detentiefasering voor klager haalbaar zou zijn. In deze rapportage werd een aantal eerder beschreven slachtoffer-risico’s bevestigd. Waar klager blijft volharden in zijn stellingname dat er onvoldoende voortvarend is gehandeld door de PI, is er al eerder door de beklagcommissie vastgesteld dat van onnodige vertraging geen sprake is geweest. Waar de voorbereidingen richting de uiteindelijke aanvraag meer tijd in beslag hebben genomen, is dit te wijten aan de forse slachtoffer-risico’s die rond klager bleken te bestaan. De hele procedure in deze casus heeft zo’n drie maanden in beslag genomen. De afhandeling van een dergelijk verzoek duurt gemiddeld acht weken. De vertraging is gezien de bijzondere omstandigheden aangaande risico’s en gelet op de omstandigheid dat de feestdagen ertussen zaten, dan ook zeker verdedigbaar. Deze vertraging was het directe gevolg van een zorgvuldig ingezet informatieproces, hetgeen noodzakelijk was vanwege de omstandigheden die rond klager speelden. De inzet die gepleegd dient te worden in reactie op een verzoek tot fasering is in onderhavige zaak onverkort gepleegd. Divisie Individuele Zaken heeft inmiddels een negatieve beschikking afgegeven, met als reden dat klager niet voldoet aan de eisen die aan een dergelijk traject gesteld worden.

3. De beoordeling

Het dossier bevat geen aanwijzingen dat klagers casemanager niet voldoende voortvarend dan wel onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van klagers faseringstraject. Daarbij zij opgemerkt dat een maand vertraging geen onredelijk lange periode is, te meer nu er tijd gemoeid was met de risicotaxatie en nu de feestdagen ertussen zaten. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Deze uitspraak is op 29 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, drs. M.R. van Veen en drs. J.E. Wouda, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven