Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/3029/GB en 04/0008/GB, 23 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:23-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummers: 03/3029/GB en 04/8/GB

Betreft: [klager] datum: 23 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van de op respectievelijk 12 januari 2004 en 5 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomenberoepschriften van

[...], geboren op [1957], verder te noemen klager,

gericht tegen de op respectievelijk 5 januari 2004 en 29 december 2003 genomen beslissingen van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 9 februari 2004 door de voorzitter van de beroepscommissie gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissingen
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem ter herselectie over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) Zutphen ongegrond verklaard en het bezwaarschrift van klager gerichttegen de beslissing hem vervolgens te plaatsen in de gevangenis Veenhuizen eveneens ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 2 april 2001 gedetineerd. Hij verbleef in het de zeer beperkt beveiligde inrichting De Rozenhof te Almen. Op 10 december 2003 is hij ter herselectie overgeplaatst naar het h.v.b. Zutphen, met een regime vanbeperkte gemeenschap. Op 30 januari 2004 is hij geplaatst in de gevangenis Veenhuizen, met een regime van algehele gemeenschap.

2.2. Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk vier jaar en zeven maanden, met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straffen is aangevangen op 14 september 2002. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op ofomstreeks 8 april 2004. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 12 dagen te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting De Rozenhof is hij, onder meer omdat hij alcoholische drank op zijn kamer had, teruggeplaatst naar het h.v.b. Zutphen en vervolgens geplaatst in de gevangenis Veenhuizen. Het zou wel goedzijn gegaan als klager eerst in een half open inrichting geplaatst zou zijn in plaats van hem direct te plaatsen in een open inrichting. Hij had graag in de Rozenhof willen blijven in verband met zijn bezoek.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissingen als volgt toegelicht.
Klager was geplaatst in een zeer beperkt beveiligde inrichting De Rozenhof. Hij heeft zich in De Rozenhof niet gehouden aan de regelgeving. Hij bezocht het gemeentehuis, terwijl hij binnen de inrichting moest zijn, en er zijnflessen alcoholische drank op zijn cel aangetroffen. Om deze redenen is klager ter herselectie teruggeplaatst naar het h.v.b. Zutphen. Vervolgens is hij geselecteerd voor de gevangenis Veenhuizen. Klager prefereert plaatsing in DeRozenhof of elektronisch toezicht. Hij neemt echter totaal geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en stelt zelfs dat hij de aangetroffen flessen drank op cel hield, omdat zijn mentor wel wat lustte voordat hij naar huis ging.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoorde als passant ter herselectie, gelet op artikel 9, tweede lid, Pbw tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd. Vervolgens is klager geselecteerd voor de gevangenisVeenhuizen, een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Tijdens zijn verblijf in De Rozenhof heeft klager alcohol op cel aanwezig gehad, hetgeen ook door klager wordt erkend en een contra-indicatie vormt voor een verblijf in een zeer beperkt beveiligde inrichting. Derhalve is deberoepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissingen van de selectiefunctionaris niet in strijd zijn met de wet en, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijkof onbillijk kunnen worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de over zijn gedrag verstrekte gegevens, (vooralsnog) niet in aanmerkingkomt voor terugplaatsing naar een inrichting met een zeer beperkt beperkt beveiligingsniveau.
Hetgeen klager heeft aangevoerd over de bezoekmogelijkheden is onvoldoende zwaarwegend om tot een ander oordeel te kunnen komen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven