Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1333/GA, 03/1334/GA, 03/1687/GA en 03/2173/GA, 1 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1333/GA, 03/1334/GA, 03/1687/GA en 03/2173/GA

betreft: [klager] datum: 1 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een drietal op respectievelijk 17 juni 2003, 24 juli 2003 en 12 september 2003 bij het secretariaat van deRaad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen drie uitspraken van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, te weten:
- twee uitspraken d.d. 30 mei 2003, welke aan klager en de directeur zijn verzonden op 11 juni 2003,
- één uitspraak d.d. 4 juli 2003, welke aan klager en de directeur is verzonden op 21 juli 2003,
en van één uitspraak van de beklagcommissie bij voornoemde p.i. d.d. 28 juni 2003, welke aan klager en de directeur is verzonden op 8 september 2003,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep.

De beroepscommissie heeft de directeur van de extra beveiligde inrichting Nieuw Vosseveld (e.b.i.) in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouwe, mr. H.M.S. Cremers, advocaat teBerlicum, om het beroep schriftelijk toe te lichten. De beroepscommissie heeft de directeur van de e.b.i. bij brief van 21 oktober 2003 verzocht om nadere schriftelijke informatie. De directeur heeft die informatie bij brief van 30oktober 2003 verstrekt, welke nadere informatie ter kennisneming is gezonden aan klager en zijn raadsvrouwe.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraken van de beklagrechter en de beklagcommissie
De beklagen betreffen – voor zover in beroep aan de orde – visitaties op 6 maart 2003, 10 maart 2003, 12 april 2003, 20 juni 2003 en 24 juni 2003.

De beklagen zijn ongegrond verklaard op de gronden als in de uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager is het niet eens met de gronden waarop de beklagrechter de beklagen ongegrond heeft verklaard. De beklagrechter heeft de uitspraak van het Europese hof voor de rechten van de mens (EHRM) d.d. 4 februari 2003 verkeerduitgelegd. De beslissing van de directeur om klager te (laten) visiteren is een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw. Klagers raadsvrouwe heeft daartoe verwezen naar een uitspraak van de beroepscommissie d.d. 16 september2003 (kenmerk 03/184/GA e.v.). Bij uitspraak van 7 juli 2003 heeft de president van de Haagse rechtbank een deel van de huisregels van de e.b.i. buiten toepassing verklaard. Op grond van die uitspraak dienen de beklagen tegen de(stelselmatige) visitaties van klager gegrond te worden verklaard. Ook de hiervoor genoemde uitspraak van het EHRM d.d. 4 februari 2003 dient zodanig te worden uitgelegd dat dit leidt tot gegrondverklaring van de beklagen. Er warengeen concrete aanleidingen voor de visitaties, terwijl ook geen rekening is gehouden met klagers persoonlijke omstandigheden. Verzoeker verblijft inmiddels 3,5 jaar in de e.b.i.; nimmer is bij verzoeker contrabande aangetroffen; erworden dagelijks andere zeer vergaande veiligheidsmaatregelen t.a.v. klager getroffen (talloze fouilleringen). Klager heeft op de betreffende data geen contact gehad met andere gedetineerden. De betreffende visitaties worden doorklager als psychisch ingrijpend ervaren. Klager is van mening dat de visitaties provocerend en vernederend zijn. Hij acht die visitaties onrechtmatig en in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Europees verdrag voor derechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Daarom wordt het wenselijk geacht dat de beroepscommissie de bejegening van gedetineerden kritisch toetst aan de mensenrechtenverdragen. Indien de beroepscommissie zich eerderover de visitaties zou hebben uitgesproken, had zulks jarenlange procedures bij het EHRM gescheeld.

De directeur heeft volhard in zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt. Voorts heeft hij nog het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
De door klager genoemde visitatiemomenten vonden plaats bij gelegenheid van een speciale celinspectie. Klager is in de eerste twee maanden van 2003 wekelijks gevisiteerd bij gelegenheid van speciale celinspecties. Na de uitspraakvan het EHRM is klager naar aanleiding van speciale celinspecties nog slechts steekproefsgewijs gevisiteerd. Dit kwam neer op een gemiddelde visitatiefrequentie van één maal per twee weken.
Klager verblijft sinds 29 mei 2000 in de e.b.i. Klager behoort tot de bijzondere categorie van e.b.i.-gedetineerden en hij verblijft tezamen met andere extreem vluchtgevaarlijke gedetineerden regelmatig in ruimtes waarin hij nietonder constant toezicht staat of waarin dat toezicht kan wegvallen. De directeur acht het daarom aannemelijk dat in dergelijke gevallen de situatie zich kan voordoen dat een gedetineerde een voorwerp aantreft en dat in zijnlichaamsholten of -openingen verbergt, welk voorwerp, al dan niet na bewerking of overdracht aan een medegedetineerde, een bedreiging kan vormen voor de orde of de veiligheid in de inrichting. Ook acht de directeur aannemelijk dathet risico bestaat dat een personeelslid zwicht voor de druk van een gedetineerde en als 'lijn' met de buitenwereld gaat functioneren. De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing van 7 juli 2003, nr. 03/624, vermeld dat vansteekproefsgewijze visitaties afschrikwekkende werking kan uitgaan, hetgeen de veiligheid in de inrichting kan vergroten, in die zin dat de gedetineerde minder gaat zoeken naar gaten in het beveiligingssysteem De directeur achtdaarom de vraag of er nieuwe veiligheidsredenen zouden zijn voor visitaties niet relevant. Het feit dat klager is geplaatst in de e.b.i. en die plaatsing iedere zes maanden is verlengd door de selectieadviescommissie e.b.i., isvoldoende aanleiding voor het doorvoeren van de visitaties.
Bij klager zijn tijdens de visitaties nooit verboden voorwerpen aangetroffen. Op zich wordt daar volgens de directeur door aangetoond dat het steekproefsgewijs visiteren als preventief en afschrikwekkend middel ter verhoging van deveiligheid in de inrichting succesvol is. De omstandigheid dat niet eerder contrabande bij klager is aangetroffen doet daaraan volgens de directeur niet af. De directeur is bekend met het gegeven dat bij een anderee.b.i.-gedetineerde voorafgaand aan zijn plaatsing in de e.b.i. een mobiele telefoon op zijn cel werd aangetroffen. Tijdens zijn verblijf in de e.b.i. is er bij visitaties nooit contrabande bij die gedetineerde aangetroffen. Kortnadat die gedetineerde naar een minder beveiligde inrichting werd overgeplaatst, bleek die gedetineerde wederom de beschikking te hebben over een mobiele telefoon

3. De beoordeling

3.1 Namens klager is aangegeven dat klager en de raadsvrouwe de klachten mondeling willen toelichten. De beroepscommissie acht zich evenwel voldoende ingelicht en zal het beroep daarom schriftelijk afdoen.

3.2 De beroepscommissie overweegt allereerst dat zij om praktische redenen alle uitspraken waarvan beroep zal vernietigen en de onderliggende beklagen in één uitspraak zal afdoen.

3.3 De beklagen zijn gericht tegen onderzoeken aan lichaam (visiteren) op in de klaagschriften genoemde data. Nu het hier specifiek bepaalde gevallen betreft, zien deze klachten op de concrete toepassing van voor alle in deinrichting verblijvende gedetineerden geldende regels. Om die reden is klager ontvankelijk in deze beklagen.

3.4 Voor de beoordeling van het beroep is het volgende wettelijke kader van belang.
Artikel 29 van de Pbw regelt onderzoek aan lichaam (verder ook visitatie) en aan kleding (verder ook fouillering) en luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
“De directeur is bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand of na afloop van bezoeken, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of deveiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.” Aan artikel 29 Pbw is nader uitwerking gegeven in de huisregels van e.b.i. Onderdeel 6.4. van de huisregels (versie 19 september 2000) luidde alsvolgt:
“In het belang van de orde of de veiligheid in de inrichting kunt u op elk moment aan uw lichaam en kleding worden onderzocht. U wordt in ieder geval aan uw lichaam en kleding onderzocht in de volgende gevallen:
a. bij binnenkomst en het verlaten van de EBI;
b. voorafgaand aan en na afloop van bezoek indien u bezoek heeft ontvangen in de ruimte zonder doorzichtige scheidingswand;
c. bij of direct na een speciale celinspectie; d. na bezoek aan de medische dienst, tandarts of kapper.
Voorts wordt u telkens aan uw kleding onderzocht zodra u in fysiek contact komt met het personeel of overige personen die in de inrichting werkzaamheden verrichten.”

Sinds 1 maart 2003 is hiervoor genoemd artikel 6.4 gewijzigd. Dit artikel luidt thans:
”In het belang van handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting kunt u op elk moment aan uw lichaam en kleding worden onderzocht.
U wordt in elk geval aan uw lichaam en kleding onderzocht in de volgende gevallen:
a. bij binnenkomst en het verlaten van de p.i. Vught;
b. bij plaatsing in de straf- of afzonderingscel;
c. voorafgaand aan en na afloop van bezoek indien u bezoek heeft ontvangen in de ruimte zonder doorzichtige scheidingswand;
d. steekproefsgewijs bij of direct na de wekelijkse celinspectie;
e. indien dit anderszins in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid noodzakelijk is (...).”

3.5 Voor de beoordeling van het beroep zijn bovendien de beslissingen van het Europees Hof voor de rechten van de mens van 4 februari 2003 (52750/99 en 50901/99) van belang. Over de wekelijkse visitatie na celinspectie werdoverwogen (52750/99) :
The Court considers that in the situation where mr. ... was already subjected to a great number of control measures, and in the absence of convincing security needs, the practice of weekly strip-searches that was applied to mr...for a period of more than six years diminished his human dignity and must have given rise to feelings of anguish and inferiority capable of humiliating and debasing him. Accordingly, the court concludes that the combination ofroutine stripsearches with the other stringent security measures in the EBI amounted to inhuman and degrading treatment in violation of Article 3 of the Convention. There has thus been a breach of this provision.” In zaak 50901/99betrof het een periode van drie en een half jaar. Voor het overige konden de in de e.b.i. toegepaste onderzoeken aan lichaam en kleding de toets van de verdragsrechtelijke normen doorstaan.

3.6 Na de uitspraak van het Europees Hof heeft een wijziging van de huisregels en op grond daarvan een aanpassing van het visitatiebeleid in de inrichting plaatsgevonden per 1 maart 2003. De stelselmatige wekelijkse visitatie nacelinspectie is komen te vervallen en vervangen door een steekproefsgewijze visitatie. Deze steekproefsgewijze visitatie heeft als resultaat dat de gedetineerde in beginsel gemiddeld een keer per twee weken wordt gevisiteerd.

3.7 In deze zaak gaat het om de visitaties op 6 maart 2003, 10 maart 2003, 12 april 2003, 20 juni 2003 en 24 juni 2003.

3.8 Nu alle beklagen steekproefsgewijze visitaties na 1 maart 2003 betreffen, geldt het volgende. Reeds in eerdere uitspraken heeft de beroepscommissie zich op het standpunt gesteld dat artikel 29 Pbw ruimte biedt voorsteekproefsgewijs onderzoek aan lichaam en/of kleding (S-GA 123/83, PI 1984/1; S-GA 137/85, PI 1986/1; S-GA 173/87, PI 1988/3; 02/772/GA d.d. 21augustus 2002; 02/1355/GA d.d. 31 oktober 2002). Anders dan de beslissing vanvoorzieningenrechter uit de rechtbank ‘s-Gravenhage van 7 juli 2003 (Sancties 2003, 51 m.nt. J.de Lange) ziet de beroepscommissie niet in waarom de in de huisregels gegeven invulling van de bevoegdheid van artikel 29 Pbw doorsteekproefsgewijze visitatie zonder meer onrechtmatig is mede gelet op de speciale veiligheidseisen die gelden voor een inrichting als de e.b.i. Nu het resultaat van de steekproef is dat klager gemiddeld niet vaker dan tweemaal permaand wordt onderworpen aan visitatie zonder bijzondere grond, kan gezegd worden dat de intensiteit van de visitaties zonder bijzondere grond daarmee in niet onbelangrijke mate is afgenomen. Hoewel aangenomen kan worden dat ook dezesteekproefsgewijze visitaties met voormelde frequentie mede gelet op de overige ingrijpende veiligheidsmaatregelen zeer belastend voor klager zijn, is er geen sprake van strijd met een wettelijk voorschrift en kan vooralsnog evenmingezegd worden dat de beslissingen tot visitatie in dit nieuwe beleid onredelijk of onbillijk zijn. Opmerking verdient dat met name het begrip steekproef een marge voor beoordeling laat en dat in de toekomst veel afhangt van de wijzewaarop uitvoering wordt gegeven aan het nieuwe beleid nu gezegd kan worden dat een resultaat van gemiddeld twee keer per maand gezien kan worden als een grens. De slotsom is dat de beklagen ongegrond zijn.

4 De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraken van de beklagcommissie en de beklagrechter en verklaart de beklagen ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.J. van Oostveen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven