Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1335/GA, 03/1336/GA, 03/1337/GA, 03/1338/GA, 03/1737/GA, 1 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:01-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1335/GA, 03/1336/GA, 03/1337/GA, 03/1338/GA, 03/1737/GA
03/1738/GA, 03/1769/GA, 03/1770/GA en 03/1771/GA

betreft: [klager] datum: 1 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van vijf op respectievelijk 17 juni 2003, 18 juni 2003 en 30 juli 2003 bij het secretariaat van de Raadingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen negen uitspraken van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, te weten
- vier uitspraken d.d. 30 mei 2003, welke aan klager en de directeur zijn verzonden op 12 juni 2003, en
- vijf uitspraken d.d. 4 juli 2003, welke aan klager en de directeur zijn verzonden op 21 juli 2003,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep.

De beroepscommissie heeft de directeur van extra beveiligde inrichting Nieuw Vosseveld (e.b.i.) in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten. Deberoepscommissie heeft de directeur van de e.b.i. bij brief van 21 oktober 2003 verzocht om nadere schriftelijke informatie. De directeur heeft die informatie bij brief van 30 oktober 2003 verstrekt, welke nadere informatie terkennisneming is gezonden aan klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de beklagen en de uitspraken van de beklagrechter
De beklagen betreffen steekproefsgewijze visitaties na celinspectie op 4 maart 2003, 12 maart 2003, 18 maart 2003, 1 april 2003, 8 april 2003, 24 april 2003, 29 april 2003, 8 mei 2003 en 30 mei 2003.

De beklagrechter heeft de beklagen ongegrond verklaard op de gronden als in de uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

De directeur heeft volhard in zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt. Voorts heeft hij nog het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd. Alle in beroep aan de orde zijnde visitaties hebben plaatsgevonden in hetkader van de speciale celinspecties. In de eerste twee maanden van 2003 is klager wekelijks gevisiteerd. Na de uitspraak van het Europese hof voor de rechten van de mens (EHRM) d.d. 4 februari 2003 is klager op de grondslag van despeciale celinspecties steekproefsgewijs gevisiteerd met (uiteindelijk) een gemiddelde frequentie van één maal per twee weken. Na de uitspraak van de Haagse voorzieningenrechter d.d. 7 juli 2003 wordt voor klager maandelijks bepaaldmet welke frequentie hij steekproefsgewijs aan een visitatie zal worden onderworpen. Tot heden heeft klager gemiddeld eens per twee weken een steekproefsgewijze visitatie ondergaan, welke visitatie niet zonder meer werd gekoppeldaan een speciale celinspectie.
Klager verblijft sinds 17 december 2002 in de e.b.i. Klager behoort tot de bijzondere categorie van e.b.i.-gedetineerden en hij verblijft tezamen met andere extreem vluchtgevaarlijke gedetineerden regelmatig in ruimtes waarin hijniet onder constant toezicht staat of waarin dat toezicht kan wegvallen. De directeur acht het daarom aannemelijk dat in dergelijke gevallen de situatie zich kan voordoen dat een gedetineerde een voorwerp aantreft en dat in zijnlichaamsholten of -openingen verbergt, welk voorwerp, al dan niet na bewerking of overdracht aan een medegedetineerde, een bedreiging kan vormen voor de orde of de veiligheid in de inrichting. Ook acht de directeur aannemelijk dathet risico bestaat dat een personeelslid zwicht voor de druk van een gedetineerde en als 'lijn' met de buitenwereld gaat functioneren. De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing van 7 juli 2003, nr. 03/624, vermeld dat vansteekproefsgewijze visitaties afschrikwekkende werking kan uitgaan, hetgeen de veiligheid in de inrichting kan vergroten, in die zin dat de gedetineerde minder gaat zoeken naar gaten in het beveiligingssysteem De directeur achtdaarom de vraag of er nieuwe veiligheidsredenen zouden zijn voor visitaties niet relevant. Het feit dat klager is geplaatst in de e.b.i. en die plaatsing is verlengd door de selectieadviescommissie e.b.i., is voldoende aanleidingvoor het doorvoeren van de visitaties. Bij klager zijn tijdens de visitaties nooit verboden voorwerpen aangetroffen. Op zich wordt daar volgens de directeur door aangetoond dat het steekproefsgewijs visiteren als preventief enafschrikwekkend middel ter verhoging van de veiligheid in de inrichting succesvol is. De omstandigheid dat niet eerder contrabande bij klager is aangetroffen doet daaraan volgens de directeur niet af. De directeur is bekend met hetgegeven dat bij een andere e.b.i.-gedetineerde voorafgaand aan zijn plaatsing in de e.b.i. een mobiele telefoon op zijn cel werd aangetroffen. Tijdens zijn verblijf in de e.b.i. is er bij visitaties nooit contrabande bij diegedetineerde aangetroffen. Kort nadat die gedetineerde naar een minder beveiligde inrichting werd overgeplaatst, bleek die gedetineerde wederom de beschikking te hebben over een mobiele telefoon.

3. De beoordeling

3.1 De beroepscommissie overweegt allereerst dat zij om praktische redenen alle uitspraken waarvan beroep zal vernietigen en de onderliggende beklagen in één uitspraak zal afdoen.

3.2 De beklagen zijn gericht tegen onderzoeken aan lichaam (visiteren) op in de klaagschriften genoemde data. Nu het hier specifiek bepaalde gevallen betreft, zien deze klachten op de concrete toepassing van voor alle in deinrichting verblijvende gedetineerden geldende regels. Om die reden is klager ontvankelijk in deze beklagen.

3.3 Voor de beoordeling van het beroep is het volgende wettelijke kader van belang.
Artikel 29 van de Pbw regelt onderzoek aan lichaam (verder ook visitatie) en aan kleding (verder ook fouillering) en luidt, voorzover hier van belang, als volgt:
“De directeur is bevoegd een gedetineerde bij binnenkomst of bij het verlaten van de inrichting, voorafgaand of na afloop van bezoeken, dan wel indien dit anderszins noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de ordeof de veiligheid in de inrichting, aan zijn lichaam of aan zijn kleding te onderzoeken.”

Aan artikel 29 Pbw is nader uitwerking gegeven in de huisregels van e.b.i. Onderdeel 6.4. van de huisregels (versie 19 september 2000) luidde als volgt:
“In het belang van de orde of de veiligheid in de inrichting kunt u op elk moment aan uw lichaam en kleding worden onderzocht. U wordt in ieder geval aan uw lichaam en kleding onderzocht in de volgende gevallen:
a. bij binnenkomst en het verlaten van de EBI;
b. voorafgaand aan en na afloop van bezoek indien u bezoek heeft ontvangen in de ruimte zonder doorzichtige scheidingswand;
c. bij of direct na een speciale celinspectie; d. na bezoek aan de medische dienst, tandarts of kapper.
Voorts wordt u telkens aan uw kleding onderzocht zodra u in fysiek contact komt met het personeel of overige personen die in de inrichting werkzaamheden verrichten.”

Sinds 1 maart 2003 is hiervoor genoemd artikel 6.4 gewijzigd. Dit artikel luidt thans:
”In het belang van handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting kunt u op elk moment aan uw lichaam en kleding worden onderzocht.
U wordt in elk geval aan uw lichaam en kleding onderzocht in de volgende gevallen:
a. bij binnenkomst en het verlaten van de p.i. Vught;
b. bij plaatsing in de straf- of afzonderingscel;
c. voorafgaand aan en na afloop van bezoek indien u bezoek heeft ontvangen in de ruimte zonder doorzichtige scheidingswand;
d. steekproefsgewijs bij of direct na de wekelijkse celinspectie;
e. indien dit anderszins in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid noodzakelijk is (...).”

3.4 Voor de beoordeling van het beroep zijn bovendien de beslissingen van het Europees Hof voor de rechten van de mens van 4 februari 2003 (52750/99 en 50901/99) van belang. Over wekelijkse visitatie na celinspectie werdoverwogen (52750/99) :
(...)
The Court considers that in the situation where mr. ... was already subjected to a great number of control measures, and in the absence of convincing security needs, the practice of weekly strip-searches that was applied to mr...for a period of more than six years diminished his human dignity and must have given rise to feelings of anguish and inferiority capable of humiliating and debasing him. Accordingly, the court concludes that the combination ofroutine stripsearches with the other stringent security measures in the EBI amounted to inhuman and degrading treatment in violation of Article 3 of the Convention. There has thus been a breach of this provision.” In zaak 50901/99betrof het een periode van drie en een half jaar.
Voor het overige konden de in de e.b.i. toegepaste onderzoeken aan lichaam en kleding de toets van de verdragsrechtelijke normen doorstaan.

3.5 Na de uitspraak van het Europees Hof heeft een wijziging van de huisregels en op grond daarvan een aanpassing van het visitatiebeleid in de inrichting plaatsgevonden. Naar de beroepscommissie begrijpt is het beleiddaadwerkelijk gewijzigd per 1 maart 2003. De stelselmatige wekelijkse visitatie na celinspectie is komen te vervallen en vervangen door een steekproefsgewijze visitatie. Deze steekproefsgewijze visitatie heeft als resultaat dat degedetineerde in beginsel gemiddeld een keer per twee weken wordt gevisiteerd.

3.6 Het betreft hier visitaties op 4 maart 2003, 12 maart 2003, 18 maart 2003, 1 april 2003, 8 april 2003, 24 april 2003, 29 april 2003, 8 mei 2003 en 30 mei 2003. Reeds in eerdere uitspraken heeft de beroepscommissie zich ophet standpunt gesteld dat artikel 29 Pbw ruimte biedt voor steekproefsgewijs onderzoek aan lichaam en/of kleding (S-GA 123/83, PI 1984/1; S-GA 137/85, PI 1986/1; S-GA 173/87, PI 1988/3; 02/772/GA d.d. 21 augustus 2002; 02/1355/GAd.d. 31 oktober 2002). Anders dan de voorzieningenrechter uit de rechtbank ‘s-Gravenhage in zijn beslissing van 7 juli 2003 (Sancties 2003, 51 m.nt. J. de Lange) ziet de beroepscommissie niet in waarom de in de huisregels gegeveninvulling van de bevoegdheid van artikel 29 Pbw door steekproefsgewijze visitatie zonder meer onrechtmatig is, mede gelet op de speciale veiligheidseisen die gelden voor een inrichting als de e.b.i. Opmerking verdient daarbij dathet begrip steekproef een marge voor beoordeling laat en dat veel afhangt van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het nieuwe beleid, nu gezegd kan worden dat een resultaat van gemiddeld twee keer per maand gezien kan wordenals een grens.

Klager is in maart 2003 drie maal, in april 2003 vier maal en in mei 2003 twee maal gevisiteerd.

Nu klager in de maanden maart en april 2003 vaker dan twee maal per maand werd onderworpen aan visitatie zonder bijzondere grond, en het gemiddelde aantal visitaties per maand in de periode van 1 maart 2003 tot en met 1 juni 2003hoger lag dan twee, kan niet gezegd worden dat de intensiteit van de visitaties zonder bijzondere grond daarmee in belangrijke mate is afgenomen, zoals dat bij gemiddeld twee keer per maand wel het geval zou zijn. Om die redenmoeten de beklagen, voorzover het aantal steekproefsgewijze visitaties het gemiddelde van twee per maand, in dit geval te rekenen over de periode van 1 maart 2003 tot en met 1 juni 2003, te boven gaat, alsnog gegrond wordenverklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de hiervoor genoemde beslissingen niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. De directeur is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming te bepalen. Deberoepscommissie zal de tegemoetkoming vaststellen op € 15,=.

Ten aanzien van de visitaties in de maand mei 2003 geldt dat, hoewel aangenomen kan worden dat ook deze steekproefsgewijze visitaties met voormelde frequentie mede gelet op de overige ingrijpende veiligheidsmaatregelen zeerbelastend voor klager zijn, er ten aanzien van die visitaties geen sprake van strijd met een wettelijk voorschrift en kan vooralsnog evenmin gezegd worden dat deze beslissingen tot visitatie in dit nieuwe beleid onredelijk enonbillijk zijn.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraken van de beklagrechter en verklaart de beklagen voorzover hiervoor overwogen gegrond en verklaart de beklagen voor het overige ongegrond.
Zij stelt vast dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 15,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. J.J. van Oostveen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 1 maart 2004

secretaris voorzitter

Naar boven