nummer: 04/51/GV
betreft: [klager] datum: 23 februari 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 14 januari 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.S.Visser, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 30 december 2003 genomen beslissing, welke is bevestigd bij beslissing van 6 januari 2004 van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft aan het regimair verlof, dat aan klager wordt verleend, als bijzondere voorwaarden verbonden dat klager zich niet mag begeven naar of bevinden in de gemeente Finsterwolde en dat hij op geen enkele wijze hetzijdirect, hetzij indirect schriftelijk/telefonisch contact mag zoeken met zijn ex-vrouw en kinderen.
2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat ten onrechte bijzondere voorwaarden zijn verbonden aan klagers regimaire verlof. Dit is als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is in strijd met artikel 6:17 Awb niet toegezonden aan degemachtigde en er zijn geen afschriften van stukken verstrekt aan de gemachtigde. Voorts is niet voldaan aan de hoorplicht van artikel 7:2 Awb en artikel 17 Pbw. Klager heeft te goeder trouw gehandeld terzake van het contact metzijn ex-echtgenote en kinderen, gelet op de zorgvuldige benadering van de ex-echtgenote door klagers zuster en de instemming van de ex-echtgenote. Als de selectiefunctionaris daar anders over denkt, had hij klager hierovervoorafgaand aan het regimair verlof een waarschuwing moeten geven of een beperking moeten opleggen. Het is onbehoorlijk om klager nu achteraf verwijten te maken over iets waarvan hij de laakbaarheid niet kon en hoefde in te zien. Erbestaat nog steeds een affectieve relatie tussen klager, zijn ex-vrouw en kinderen. Alle betrokkenen hadden behoefte om elkaar weer te zien en die ontmoeting is uitstekend verlopen. De selectiefunctionaris bemoeit zich teveel met deprivé aangelegenheden van de ex-echtgenote. De formulering van de selectiefunctionaris voor wat betreft de gemeente Finsterwolde is formeel ongeldig omdat er geen gemeente Finsterwolde bestaat. De opgelegde beperkingen zijn instrijd met artikel 8 EVRM. Voorts wordt gehandeld in strijd met artikel 7:12 Awb omdat de bestreden beslissing niet deugdelijk is gemotiveerd.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Gelet op klagers functioneren op de vba te Zutphen is hij geselecteerd voor de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Doetinchem. De officier van justitie heeft negatief geadviseerd tegen plaatsing in een inrichting met regimairverlof. Aan klager is het voordeel van de twijfel gegund omdat hij al bij aanvang detentie een start had gemaakt met het werken aan zijn verslavingsproblematiek. In het opgemaakte selectieadvies wordt genoemd dat de relatie vanklager met zijn vrouw inmiddels beëindigd is. In de adviesrapportage van Tactus wordt vermeld dat klager inmiddels gescheiden is, geen huisvesting meer heeft en ondersteuning van zijn familie, zus en zwager, nodig heeft. Ookverslavingszorg gaf aan dat klager in een b.b.i. op zijn plaats zou zijn. Nadat klager vier weken van zijn regimair verlof heeft genoten, is het misgegaan. De politie heeft geïnformeerd hoe het mogelijk was dat klager al weer buitenliep. Vervolgens is de selectiefunctionaris medegedeeld hoe klagers gedrag buiten is geweest tijdens verlof. Hierop is besloten de voorwaarden aan het verlof te verbinden.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Ooyerhoek heeft, ervan uitgaande dat klager regimair verlof zou doorbrengen bij zuster en zwager, positief geadviseerd ten aanzien van de plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting met regimairverlof.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Groningen heeft aangegeven dat, gelet op de feiten waarvoor klager is veroordeeld, er bij verlof een risico van ongewenste confrontatie met de slachtoffers bestaat en heeftnegatief geadviseerd terzake van het verlenen van regimair verlof.
De regiopolitie Groningen heeft in diverse meldingen gerapporteerd terzake van klagers bezoek tijdens regimair verlof aan zijn ex-vrouw en kinderen en daarin bezwaren weergegeven tegen verlofverlening aan klager.
De verslavingsreclassering heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers plaatsing in een b.b.i..
De maatschappelijk werkende van het Maatschappelijke dienstverlening Oldambt heeft aangegeven dat klagers ex-vrouw gedurende een periode van circa tien jaar door hem is mishandeld en er uiteindelijk sprake was van levensgevaar. Dekinderen waren daarvan getuige en zelf ook het slachtoffer. Tijdens klagers afgelopen verlof was zijn gedrag dwingend en overheersend naar zijn ex-vrouw. Klaagsters ex-vrouw wil en kan klager niet ontvangen.
Bij beschikking van 27 november 2003 van de rechter-plaatsvervanger tevens kinderrechter-plaatsvervanger bij de rechtbank Groningen is onder meer overwogen dat, gelet op het feit dat klager zijn ex-vrouw in het bijzijn van dekinderen ernstig heeft mishandeld, als gevolg waarvan de kinderen bang zijn voor klager en geen contact met hem willen, het belang van de kinderen zich verzet tegen omgang met hun vader.
3. De beoordeling
Door de raadsman is verweer gevoerd, waarbij hij heeft verwezen naar bepalingen van de Awb. Uit artikel 1.6 Awb en de Memorie van toelichting op de Pbw, 2 Opzet van de wet, volgt dat de Awb evenwel niet van toepassing is inpenitentiaire inrichtingen.
Aangevoerd is dat aan de raadsman geen stukken zijn verstrekt. Nu in het kader van de beroepsprocedure afschriften van stukken aan de raadsman en klager zijn toegezonden en zij in de gelegenheid zijn gesteld om hierop schriftelijkte reageren, kan aan dit verweer voorbij worden gegaan.
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden met aftrek, wegens poging doodslag, poging zware mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, mishandeling, (gekwalificeerde) diefstal,oplichting en opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet.
Het beroep richt zich tegen de beslissing tot het verbinden van bijzondere voorwaarden aan klagers regimair verlof.
Gelet op artikel 5, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) kunnen bij de verlening van alle vormen van verlof bijzondere voorwaarden worden gesteld, die hetgedrag van de gedetineerde betreffen. De wetgever heeft aan een dergelijke beslissing geen hoorplicht verbonden. Volgens de Nota van toelichting op het artikel kunnen deze voorwaarden ook betrekking hebben op het gedrag van degedetineerde buiten de inrichting en kan daarbij worden gedacht aan het vermijden van bepaalde plaatsen en het vermijden van contact met het slachtoffer.
Klager is veroordeeld terzake van onder meer zware mishandeling van zijn ex-echtgenote. Zijn kinderen waren daarbij aanwezig. Voorts blijkt uit de beschikking van de rechtbank Groningen d.d. 27 november 2003 dat de kinderen bangzijn voor klager, klagers ex-echtgenote het voornemen heeft om de rechter om een contactverbod te verzoeken en dat het belang van de kinderen zich verzet tegen omgang met klager. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemdeomstandigheden het verbinden van de betreffende bijzondere voorwaarden aan klagers regimair verlof rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet of verdrag en kan deze, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen en het in artikel 5, tweede lid, van de Regeling gestelde, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dat in de omschrijving van een van de voorwaarden Finsterwolde wordt aangeduid met‘gemeente Finsterwolde’ en deze aanduiding niet juist is, doet daar niet aan af, nu niet is gebleken dat hierdoor de voorwaarde voor klager onduidelijk zou zijn.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 23 februari 2004
secretaris voorzitter