Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/5839/GB, 23 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:23-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/5839/GB                        

Betreft [klager]            Datum 23 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot deelname aan een zogeheten stapeltraject (plaatsing in een Zeer Beperkt Beveiligde Inrichting (ZBBI) gevolgd door deelname aan een penitentiair programma (PP)).

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder)  heeft dat verzoek op 9 januari 2020 afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman mr. C.T. Pittau, en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Verweerder beschikte bij het nemen van de bestreden beslissing niet over de juiste achtergrondinformatie. Klager heeft geen invloed op het binnen de inrichting vaststellen van procedures, regels en protocollen, maar hij is wel volledig afhankelijk van de manier waarop er door het personeel van de inrichting uitvoering aan wordt gegeven. Hij is al twee keer door fouten van het personeel van de inrichting benadeeld. Klager is eerder – om wat voor reden dan ook – door de casemanager niet ingeschreven voor de Cognitieve Vaardigheden-training (CoVa-training) en krijgt daar nu de schuld van. Hij kan de CoVa-training ook tijdens zijn detentiefasering volgen. Daarnaast heeft klager zichzelf enige tijd geleden ingeschreven bij een woningbouwcorporatie voor een appartement in de gemeente Nijmegen. Klager staat inmiddels bovenaan de wachtlijst en de verhuurder wil klager – voordat tot de daadwerkelijke verhuur kan worden overgegaan – nog persoonlijk ontmoeten. De – na onderling overleg met de casemanager – gemaakte afspraak tussen klager en de verhuurder kon niet doorgaan, omdat de casemanager daartoe geen incidenteel verlof had aangevraagd.

Klager is naar een woning gaan zoeken, omdat vanuit de inrichting zijn detentiefasering in gang werd gezet. Klager is daar enorm blij mee, maar begrijpt – zeker nu de directeur van de inrichting achter zijn verzoek staat – niet dat verweerder zijn verzoek tot deelname aan een stapeltraject afwijst. De reclassering adviseert immers ook positief. Klager vindt het geen probleem om daarbij aan een aantal voorwaarden te voldoen en hij weet inmiddels hoe hij zich het beste kan opstellen om te komen tot agressiebeheersing. Het Openbaar Ministerie (OM) adviseert negatief, maar het kan niet zo zijn dat het OM klager op voorhand al veroordeeld. Het Nederlandse rechtssysteem werkt gelukkig niet zo.

Klager is door de rechtbank vrijgesproken van een geweldsincident in 2019 en het kan niet zo zijn dat er via een omweg wordt geprobeerd hem alsnog te vervolgen of te bestraffen. Het ne bis in idem-beginsel staat dat immers niet toe. Klager vraagt verweerder de bestreden beslissing te herzien. Als het personeel van de inrichting deze keer alles tijdig en op de juiste manier aanlevert, is er voor wat betreft klagers detentiefasering nog niets verloren.

Standpunt van verweerder

Klager is gedetineerd vanwege een zeer gewelddadige woningoverval. Klagers stelling dat verweerder zijn verzoek tot plaatsing in een ZBBI gevolgd door deelname aan een PP heeft afgewezen op grond van een ernstig incident in 2019 waarbij klager betrokken zou zijn geweest, is onjuist. Verweerder is bekend met het feit dat klager voor dit incident niet is veroordeeld.

De reclassering schat klagers risico op recidive en letselschade in als hoog en het risico op onttrekking als gemiddeld. Daar komt bij dat klager de CoVa-training nog niet heeft afgerond, nog geen eerdere vrijheden heeft genoten en geen interventies heeft ondergaan om zijn agressie te reguleren. Gelet hierop voldoet klager niet aan de criteria voor deelname aan een stapeltraject en kan de bestreden beslissing niet als onredelijk worden aangemerkt. Voordat klager geconfronteerd kan worden met de vrijheden en de daarbij behorende verantwoordelijkheid van een stapeltraject, ligt het voor de hand dat hij eerst een algemeen verlof succesvol afrondt. Verweerder heeft van de casemanager vernomen dat er inmiddels een verzoek tot algemeen verlof is ingediend.

3. De beoordeling

Klager is sinds 14 juli 2016 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van zeven jaren met aftrek, wegens het plegen van een vermogensdelict met een geweldscomponent. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 13 april 2021.

Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kunnen in een ZBBI gedetineerden worden geplaatst:

-    die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico vormen;

-    aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd;

-    die, als de veroordeling onherroepelijk is, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan;

-    die, als de veroordeling nog niet onherroepelijk is, een tijd in voorlopige hechtenis hebben doorgebracht waarvan de duur ten minste gelijk is aan de helft van de opgelegde gevangenisstraf;

-    die beschikken over een aanvaardbaar verlofadres;

-    die een strafrestant hebben van minimaal zes weken en maximaal zes maanden; en

-    die zijn gepromoveerd.

Op grond van het derde lid van het artikel kunnen gedetineerden ook in een ZBBI worden geplaatst als verweerder akkoord is met een voorstel voor deelname aan een PP. Het verblijf in de ZBBI moet in dat geval direct worden gevolgd door deelname aan het PP en duurt maximaal zes maanden.

Uit de toelichting op dit artikel (Stcrt. 2000, 176) blijkt dat bij plaatsing in een ZBBI de vraag centraal staat of de gedetineerde geschikt is om terug te keren in de samenleving. Dat kan uit verschillende omstandigheden worden afgeleid. Het is bijvoorbeeld van belang of de gedetineerde tijdens zijn huidige detentie al vrijheden heeft genoten, hoe die zijn verlopen en of er (daarna) incidenten zijn geweest. Gelet op het open karakter van een ZBBI moet ook rekening worden gehouden met de persoonlijkheid van de gedetineerde en de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict. Bij dit laatste moeten ook de belangen van slachtoffers en nabestaanden worden meegewogen.

Klagers verzoek is afgewezen, omdat geen sprake zou zijn van een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico. Dat wordt gebaseerd op de door de reclassering gemaakte risico-inschattingen en de omstandigheden dat klager de CoVa-training nog niet heeft afgerond, nog geen eerdere vrijheden heeft genoten en geen interventies heeft ondergaan om zijn agressie te reguleren.

Uit het reclasseringsadvies van 23 mei 2019 blijkt dat de reclassering het risico op recidive en het risico op letselschade inschat als gemiddeld tot hoog. Het risico op onttrekking wordt ingeschat als gemiddeld. De reclassering constateert problemen op diverse ‘leefgebieden’ (zoals financiën, sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en houding). De reclassering adviseerde – op basis van het behandeladvies van de verdiepingsdiagnostiek – ambulante behandeling om deze risico’s in te perken.

Gesteld noch gebleken is dat klager enige vorm van behandeling heeft ondergaan. De vlucht- en maatschappelijke risico’s zijn dus onverminderd gemiddeld tot hoog en niet slechts ‘te verwaarlozen’, zoals vereist is voor plaatsing in een ZBBI (c.q. deelname aan een stapeltraject). De bestreden beslissing kan – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.

De beroepscommissie merkt nog op dat het (vermeende) niet voortvarend handelen van de casemanager niet aan verweerder te wijten is.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 23 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M. Iedema en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven