Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6961/GV, 24 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6961/GV                        

Betreft [klager]            Datum 24 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 11 mei 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klager heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers partner woont op dit moment in de woning van haar moeder, die een jaar geleden is overleden. Klager verzoekt om strafonderbreking voor de duur van een maand om zijn partner te helpen deze woning op te ruimen en haar emotioneel te ondersteunen, zodat zij het verlies van haar moeder kan verwerken. Er zijn geen andere personen die zijn partner hierbij kunnen helpen. De thuiszorg is niet de aangewezen instantie om spullen van een overledene op te ruimen en in emotionele bijstand te voorzien. Bovendien is klagers partner vanwege beperkingen aan haar enkel niet in staat veel te lopen of te tillen. In verband met psychische klachten bezoekt zij een psychiater. Een strafonderbreking zou klager en zijn partner kunnen helpen om hun leven weer op de rit te krijgen en aan hun toekomst te werken.

De uitgebrachte adviezen doen onvoldoende recht aan de bijzondere situatie waarin klager en zijn partner verkeren. De medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd, terwijl geen medische informatie bij de huisarts van zijn partner is opgevraagd. Volgens de medisch adviseur is dit achterwege gelaten in verband met de coronacrisis en de daardoor ontstane verhoogde werkdruk bij huisartsen. Het advies is daarom niet met feiten onderbouwd. Ook het Openbaar Ministerie (OM) verwijst in zijn advies naar het advies van de medisch adviseur en de coronacrisis. Het is onredelijk het verzoek om strafonderbreking af te wijzen, enkel vanwege de coronacrisis.

Standpunt van verweerder

Aangezien klager mede vanwege zijn angst om met het coronavirus te worden besmet een verzoek om strafonderbreking heeft ingediend, wordt in de negatieve adviezen verwezen naar de coronacrisis en de beperkingen die deze crisis met zich meebrengt. In dit verband heeft de medisch adviseur opgemerkt dat een verlofaanvraag een duidelijke onderliggende medisch reden moet hebben voordat bij de huisarts medische gegevens worden opgevraagd. Nu klagers verzoek vooral op sociale gronden is ingediend, kon het opvragen van medische informatie achterwege worden gelaten. De medisch adviseur heeft daarom in redelijkheid kunnen beslissen geen nadere informatie bij de huisarts in te winnen.

De noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking ontbreekt. Hoewel klagers wens begrijpelijk is, behoeft het ondersteunen van zijn partner in praktische en emotionele zin niet noodzakelijkerwijs op dit moment te gebeuren en is dit geen gebeurtenis waarbij klagers aanwezigheid noodzakelijk is. Daarnaast heeft klager in zijn verzoek te kennen gegeven dat hij bang is in de inrichting met het coronavirus te worden besmet. In dit kader heeft de vrijhedencommissie opgemerkt dat binnen de inrichting maatregelen zijn getroffen om de verspreiding van het virus te voorkomen. Eventuele angst voor besmetting is overigens geen omstandigheid op grond waarvan klagers aanwezigheid buiten de inrichting noodzakelijk is en kan evenmin worden aangemerkt als reden van lichamelijke of psychische aard die aan de voortzetting van zijn detentie in de weg staat.

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Alphen te Alphen aan den Rijn heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager verzoekt om verschillende redenen om strafonderbreking. Hoewel die redenen begrijpelijk zijn, vormen die volgens de wet onvoldoende grond om strafonderbreking te verlenen. Daarnaast zijn in de inrichting diverse maatregelen getroffen om het risico met het coronavirus te worden besmet zoveel mogelijk te beperken.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Verondersteld kan worden dat het coronavirus in de PI makkelijker buiten de deur te houden is dan in de vrije samenleving. Aangezien klagers partner zich al vele jaren zonder zijn aanwezigheid weet te redden, is hulp in de huishouding kennelijk ook zonder klager te realiseren.

De medisch adviseur van de afdeling IMA acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Bij de beoordeling van een strafonderbreking wordt onder meer beoordeeld of de aanwezigheid van de betrokkene onontbeerlijk is voor de zorg van een naast familielid. Dat is in klagers geval niet aan de orde. Klager geeft te kennen dat zijn partner last heeft van haar voet of enkel. Dat is onvoldoende ernstig om in deze coronaperiode bij een huisarts informatie op te vragen. Daarvoor moet sprake zijn van zeer beperkte mobiliteit bij algemene dagelijks levensverrichtingen. Aangezien emotionele bijstand in een rouwproces een sociaal verzoek betreft, doet de medisch adviseur hierover geen uitspraken. Het opruimen en wegdoen van spullen is op dit moment niet noodzakelijk.

De politie heeft onderzoek gedaan naar het verlofadres en dit in orde bevonden.

3. De beoordeling

Klager is in Groot-Brittannië veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens – zakelijk weergegeven – drugshandel. Op grond van de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties is deze straf overgedragen aan de Nederlandse justitiële autoriteiten. De gevangenisstraf wordt sinds 18 maart 2019 in Nederland ten uitvoer gelegd. Daarnaast dient klager een gevangenisstraf te ondergaan van veertien dagen. De einddatum van zijn detentie is momenteel bepaald op 9 mei 2022.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36, in samenhang met artikel 23 van de Regeling, kan strafonderbreking worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner en voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende levenspartner van de gedetineerde.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij bang is in de inrichting met het coronavirus te worden besmet. Daarnaast kan hij door middel van het verlenen van strafonderbreking zijn partner praktische hulp bieden bij het opruimen van haar woning, waarin spullen van haar overleden moeder staan. Ook kan hij zijn partner emotioneel ondersteunen, zodat zij het verlies van haar moeder kan verwerken.

De medisch adviseur acht het verlenen van strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Klagers partner is niet ernstig ziek en verkeert niet in levensgevaar of ernstige psychische nood, zoals bedoeld in de Regeling. Met de medisch adviseur en verweerder is de beroepscommissie van oordeel dat klagers verlofaanvraag alleen is gestoeld op sociale gronden. Het verzoek gaf dan ook onvoldoende aanleiding om bij de huisarts van klagers partner nadere informatie in te winnen. Hetgeen klager in dit kader heeft opgemerkt over het coronavirus leidt niet tot een ander oordeel.

Uit hetgeen klager heeft betoogd, komt naar voren dat zijn partner met lichamelijke beperkingen kampt, waardoor zij niet in staat is de woning van haar overleden moeder op te ruimen. Hoewel de beroepscommissie begrijpt dat het voor klager belangrijk is om zijn partner te kunnen bezoeken, is de noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking niet vast komen te staan. Onvoldoende is gebleken dat klagers aanwezigheid noodzakelijk is en dat anderen niet in de gelegenheid zijn om zijn partner hulp te bieden.

Voor zover klager in beroep nog heeft willen verzoeken om strafonderbreking vanwege de risico’s die zich (kunnen) voordoen in verband met het coronavirus en de zorgen die hij zich dientengevolge maakt over zijn gezondheid, overweegt de beroepscommissie dat dit onvoldoende aanleiding geeft om aan klager strafonderbreking te verlenen. Mede in het licht van de door de Dienst Justitiële Inrichtingen getroffen maatregelen ter beperking van het risico op besmetting met het coronavirus in justitiële inrichtingen, is in klagers geval niet gebleken dat zijn veiligheid en gezondheid in de inrichting onvoldoende worden gewaarborgd.

Gelet op het voorgaande kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 24 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uitmr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven