Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/3437/GA, 25 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/3437/GA                       

Betreft [klager]            Datum 25 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft – voor zover in beroep aan de orde – beklag ingesteld tegen de opgelegde maatregelen in het kader van de veiligheid (Z1-2018-000840).

De beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle heeft op 8 maart 2019 klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klager heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut en de directeur van het PPC van de PI Zwolle (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager (kort en zakelijk weergegeven)

Klager verwijst naar de gronden in beklag. Onderhavige uitspraak staat volgens klager haaks op de uitspraak die de beklagcommissie bij de PI Vught eerder heeft gedaan in een vergelijkbare zaak. Klager stelt dat elke maatregel altijd moet worden getoetst en dat deze altijd door of namens de directeur wordt opgelegd. De maatregelen gelden nu al twee jaar en zijn nog nooit getoetst. Klager stelt dat deze niet langer mogen duren dan nodig is.

Standpunt van de directeur

Klager verblijft in het PPC. In overleg met de gedetineerde die in verband met zijn geestelijke gezondheidstoestand in een PPC verblijft, wordt een behandelplan vastgesteld. De behandelcoördinator heeft afspraken met klager gemaakt en opgenomen in klagers behandelplan. Klager en het behandelteam werken samen met een behandelplan en begeleidingsplan, welke plannen regelmatig worden geëvalueerd. Er is geen sprake van een door mij opgelegde ordemaatregel of disciplinaire sanctie. Uit niets blijkt dat klager is beperkt in zijn rechten.

3. De beoordeling

De beroepscommissie overweegt dat de directeur een algemene verantwoordelijkheid heeft voor de veiligheid van zowel het personeel als de gedetineerden binnen de inrichting. Daarbij kan de directeur maatregelen nemen met het oog op de handhaving van deze veiligheid.

Met het oog op het hoge recidiverisico is aan klager een aantal maatregelen opgelegd in het kader van de veiligheid binnen de inrichting, waardoor hij in bepaalde mate in zijn bewegingsvrijheid wordt beperkt. Deze maatregelen houden in: klager mag niet alleen zijn met één vrouw (uitgezonderd van bezoek zonder toezicht met zijn vriendin), klager mag niet alleen achterblijven op de afdeling, klager wordt begeleid bij afspraken op de unit, en buiten de afdeling wordt klager altijd begeleid door een (mannelijk) personeelslid. Deze maatregelen moeten worden gekwalificeerd als een beslissing van de directeur in de zin van artikel 60, eerste lid, van de Pbw, zodat beklag hiertegen openstaat. Dat in het kader van klagers verblijf in het PPC afspraken zijn gemaakt en neergelegd in een behandelplan, maakt dit niet anders.

De beroepscommissie begrijpt dat de bestreden maatregelen zijn opgelegd tot het einde van klagers detentie en dat zij inmiddels twee jaren gelden. 

Indien sprake is van een voor de gedetineerde ingrijpende beslissing dient die beslissing op schrift te worden gesteld. Voor een effectieve uitoefening van het beklagrecht moet het duidelijk zijn welke maatregelen er precies genomen zijn. Hoewel de wet dit niet dwingend voorschrijft, acht de beroepscommissie het in dit soort gevallen van belang dat klager voorafgaand aan de oplegging daarvan in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt over de maatregelen op deugdelijke wijze kenbaar te maken, dat de maatregelen op schrift worden gesteld en dat klager schriftelijk wordt geïnformeerd over de mogelijkheid tot het instellen van beklag en beroep. In dit oordeel neemt de beroepscommissie mee de duur en het structurele karakter van de maatregelen (vgl. RSJ 25 juni 2020, R-19/5087/GA).

Bij de bestreden maatregelen, die door de beroepscommissie als ingrijpend worden beoordeeld, is niet aan de bovengenoemde eisen voldaan. Met het regelmatig evalueren van de maatregelen door het behandelteam, zoals door de directeur is gesteld, kan niet worden volstaan. De beslissing van de directeur is gelet hierop niet zorgvuldig genomen. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal voorts klager een tegemoetkoming toekennen van € 30,-.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.

Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 30,-.

Deze uitspraak is op 25 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr.dr. J. de Lange, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door mr. S.C. Vogel, secretaris.  

secretaris        voorzitter

Naar boven