Nummer R-20/6605/GB
Betreft [klager] Datum 22 juni 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 24 februari 2020 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 6 april 2020 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsman, mr. D.M. Penn, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager is eerder overgeplaatst vanuit de PI Ter Apel naar de PI Sittard. Destijds werd hij bedreigd door landgenoten. Van hen zitten er nog steeds meerdere in de PI Ter Apel. Klager heeft de naam genoemd van de persoon op de afdeling die hem bedreigt. Klager wil niet naar een andere afdeling, want daar zitten nog meer landgenoten.
Klager heeft belastend verklaard over de medeverdachten. In zijn strafdossier is te lezen dat een medeverdachte schrijft dat ‘de spion’ (klager dus) in elkaar wordt geslagen, omdat ze vrienden hebben in elk hotel waar hij verblijft. De dreiging komt dus niet alleen van medeverdachten. In de PI Ter Apel is klager geïdentificeerd als ‘de spion’, in de PI Sittard niet.
Er verblijft inmiddels ook (weer) een medeverdachte in de PI Ter Apel. Deze is pas later aangehouden en staat dus niet op het voorgeleidingsformulier uit 2018 vermeld. Vorig jaar vormde het verblijf van een medeverdachte aanleiding om klager over te plaatsen.
Klager is benaderd door een andere gedetineerde die te kennen gaf benaderd te zijn met de vraag om klager iets aan te doen. Klager wil de naam van die gedetineerde niet noemen, omdat hij het klager in vertrouwen heeft verteld. Toch zou hiermee rekening gehouden moeten worden. Het ligt in de rede dat het afleggen van belastende verklaringen – in een groot drugsonderzoek waarin meerdere verdachten deelname aan een criminele organisatie is verweten – tot een onveilige situatie kan leiden.
Standpunt van verweerder
Klager heeft geen rechtmatig verblijf en is daarom op grond van artikel 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) in de PI Ter Apel geplaatst.
Klager is vorig jaar uit de PI Ter Apel geplaatst, omdat hij belastend had verklaard over zijn medeverdachten. De PI Ter Apel geeft aan dat er op dit moment geen sprake is van een dusdanig bedreigende situatie dat klager zou moeten worden overgeplaatst. De inrichting zal de situatie nauwlettend in de gaten houden en handelen zodra sprake is van een dreiging.
Klager heeft in de PI Sittard slechts eenmaal bezoek uit zijn land van herkomst ontvangen.
3. De beoordeling
Klager verbleef in de gevangenis van de PI Sittard. Op 3 maart 2020 is hij in de gevangenis van de PI Ter Apel geplaatst, omdat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft.
Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:
- voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);
- een vrijheidsstraf; of
- een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.
Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.
De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Klager voldoet aan de eisen van artikel 20b van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst. Klager stelt evenwel dat sprake is van uitzonderlijke omstandigheden, omdat hij in de PI Ter Apel zou worden bedreigd door landgenoten.
De beroepscommissie overweegt dat een reële dreiging een reden zou kunnen vormen om af te wijken van het bepaalde in artikel 20b, eerste lid, van de Regeling. Klagers angst is ook niet geheel illusoir, nu hij belastende verklaringen heeft afgelegd over zijn medeverdachten en ook eerder door (of namens) hen is bedreigd.
Daartegenover staat echter dat bij de PI Ter Apel op dit moment in het geheel geen bedreigingen bekend zijn. Ook heeft de inrichting laten weten dat klager weer naar de arbeid gaat, wat hij eerder niet aandurfde. Uit het dossier blijkt dat klager inmiddels in verband met de dreiging een naam heeft genoemd. Naar aanleiding daarvan is klager aangeboden hem intern over te plaatsen naar een afdeling waar volgens de inrichting geen landgenoten verblijven, maar dat heeft klager geweigerd. De inrichting geeft aan dat er geen reden is om aan te nemen dat er een daadwerkelijke dreiging is. Bovendien houdt de inrichting de situatie nauwlettend in de gaten.
Gelet op het voorgaande zijn er thans onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen oordelen dat sprake is van een reële dreiging. Op dit moment is daarom onvoldoende gebleken van uitzonderlijke omstandigheden, op grond waarvan klager uit de PI Ter Apel geplaatst zou moeten worden. Bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 22 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. C. Fetter, voorzitter, mr. M.J. Stolwerk en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter