Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0068/GB, 18 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 04/68/GB

Betreft: [klager] datum: 18 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 15 januari 2004 – door tussenkomst van de beklagcommissie en het bureau selectiefunctionarissen –bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1972], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 december 2003 genomen beslissing van de selectiefunctionaris, waarop niet is vermeld wanneer deze aan klager is uitgereikt,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de gevangenis Lelystad afgewezen.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 8 februari 2001 gedetineerd. Vanuit het huis van bewaring Het Schouw te Amsterdam is hij op 8 maart 2002 geplaatst in de gevangenis Alphen aan den Rijn, een inrichting met een regime van algehele gemeenschap.

2.2. Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek. De tenuitvoerlegging van deze straf is aangevangen op 19 december 2001. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 oktober 2007. Aansluitenddient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 14 dagen en 37 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klagers heeft al eens om overplaatsing gevraagd in verband met de bezoekmogelijkheden voor zijn echtgenote en kinderen. Klagers echtgenote heeft reuma. Klager verblijft al geruimetijd in de gevangenis Alphen aan den Rijn en toch wordt het nu door hem gedane verzoek, waarin hij heeft aangegeven dat de sfeer hem niet bevalt in Alphen aan den Rijn, niet ingewilligd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager vroeg om overplaatsing omdat de sfeer hem in Alphen aan den Rijn niet meer aanstond. In beroep voegt hij daar andere argumenten aan toe, zoals de omstandigheid dat zijn echtgenote reuma zou hebben. Een medische verklaringwordt echter niet overgelegd. Volgens de gegevens van de selectiefunctionaris ontvangt klager vrijwel wekelijks bezoek van zijn echtgenote. De reistijd Amsterdam – Alphen aan den Rijn bedraagt ongeveer een uur, terwijl de reistijdAmsterdam – Lelystad ruim veertig minuten bedraagt. Omdat de gevangenis Lelystad een lange wachttijd kent en klager aanvankelijk niet meer aanvoerde dan dat de sfeer in Alphen aan den Rijn niet goed was, is zijn verzoek afgewezen.Wanneer klager, door tussenkomst van het bureau detentie en selectiebegeleiding van de gevangenis Alphen aan den Rijn, opnieuw om overplaatsing vraagt en het gestelde met betrekking tot zijn echtgenote met een medische verklaringonderbouwt, zal de selectiefunctionaris dit nieuwe verzoek serieus in overweging nemen.

4. De beoordeling
De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, gelet op de motivering ervan, evenmin als onredelijk ofonbillijk worden aangemerkt. Het in het verzoek tot overplaatsing aangevoerde argument is, tegen de achtergrond van de lange wachtlijst voor de gevangenis Lelystad, van onvoldoende gewicht om tot overplaatsing over te gaan, terwijlhet in beroep genoemde argument niet met een medische verklaring is onderbouwd. Overigens is de selectiefunctionaris klaarblijkelijk bereid een nieuw verzoek in overweging te nemen wanneer dit met een medische verklaring wordtonderbouwd. De beroepscommissie gaat er vanuit dat de selectiefunctionaris bij dit eventuele nieuwe verzoek tevens acht zal slaan op klagers reeds langdurige verblijf in Alphen aan den Rijn.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 18 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven