Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5314/TA, 16 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:16-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/5314/TA

betreft: [klager]            datum: 16 juni 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van het hoofd van FPC De Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de instelling,

gericht tegen een uitspraak van 12 november 2019 van de beklagcommissie bij genoemde instelling, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en het hoofd van de instelling om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de uitbetaling van de beloning voor dagbesteding in de periode van 2 februari 2019 tot en met 24 maart 2019 (klachtnummer PN 2019/055).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 20,-  op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2.         De standpunten

Namens het hoofd van de instelling is het in beroep ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Het beroep richt zich tegen de uitspraak van de beklagcommissie dat aan klager een tegemoetkoming van € 20,- is toegekend gelet op het door klager ondervonden ongemak. In de onderhavige zaak is klager niet conform de beloningsregeling dagbesteding uitbetaald. Aan klager is namelijk per abuis te veel uitbetaald. Op het moment dat medewerkers dit constateerden en aan klager werd meegedeeld dat te veel was uitbetaald, is klager in beklag gegaan. De beklagprocedure heeft wegens verschillende redenen (uitzoeken financiën, aanhouden zaak op zitting etc.) langer dan gebruikelijk geduurd. Aan klager heeft de instelling excuses aangeboden voor hun aandeel hierin. Om precedentwerking te voorkomen en ook gelet op de door de RSJ vastgestelde standaardbedragen tegemoetkomingen is het ten eerste onwenselijk en onjuist om - zonder nadere motivering zoals in de onderhavige uitspraak - tegemoetkomingen toe te kennen. Daarnaast verbindt de Bvt in artikel 60, eerste lid, en artikel 65, eerste lid, geen rechtsgevolgen aan de overschrijding van enige termijn. Gezien het voorgaande wordt verzocht het beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van de toegekende tegemoetkoming te vernietigen.

Klager heeft in beroep nogmaals zijn standpunt over de handelwijze van de kliniek ten aanzien van - onder meer - de betalingen in de periode van 1 februari 2019 tot 25 maart 2019 uiteengezet.

3.         De beoordeling

De beklagcommissie heeft het beklag van klager gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 20,- voor het door klager ondervonden ongemak. Het beroep richt zich tegen de toegekende tegemoetkoming. Hoewel dit door de beklagcommissie niet expliciet is overwogen, begrijpt de beroepscommissie uit de beoordeling dat de tegemoetkoming is toegekend vanwege het door klager ondervonden ongemak, nu jegens klager onredelijk is gehandeld bij de uitvoering van de beloningsregeling. Daarbij betrekt de beklagcommissie bij haar oordeel de lange duur van de gehele afhandeling.

Door de instelling wordt verwezen naar de artikelen 60, eerste lid, Bvt en artikel 65, eerste lid, Bvt waarin geen rechtsgevolgen worden verbonden aan de overschrijding van enige termijn. Deze artikelen zien op de procedure in beklag. De tegemoetkoming die aan klager is toegekend, aldus begrijpt de beroepscommissie, ziet mede op de lange duur van de afhandeling van de uitvoering van de beloningsprocedure. Anders dan de instelling stelt, ziet de beroepscommissie hierin dan ook geen aanleiding dat, als gevolg van deze uitspraak, dit zou leiden tot enige precedentwerking. De tegemoetkoming is immers toegekend vanwege de bijzondere omstandigheden in klagers geval bij de uitvoering van de beloningsregeling.

De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming en de hoogte daarvan. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover in beroep aan de orde met verbetering van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Meekenkamp, secretaris, op 16 juni 2020.

secretaris                                voorzitter                    

Naar boven