Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2760/GA, 18 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:18-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2760/GA

betreft: [klager] datum: 18 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 2 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 21 november 2003 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 februari 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Overijssel, locatie Zwolle, is gehoord klager.

De directeur van de p.i. Veenhuizen heeft laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het verbaal onheus bejegenen van een medegedetineerde en het niet vlot meewerken nadat klager was gesommeerddoor personeel om naar zijn verblijfsruimte te gaan.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er was sprake van een soort treitersfeer tussen klager en de medegedetineerde. De medegedetineerde provoceerde klager door hem telkens te zeggen dat hij zijn bek moest houden. Klager reageerde hierop door dingen te zeggen die demedegedetineerde niet leuk vond. Hij heeft gezegd dat de medegedetineerde maar met kleine kinderen moest gaan spelen op een veelbelovende toon. De medegedetineerde zit een straf uit voor kinderverkrachting en hij moet blij zijn dathij door anderen met rust wordt gelaten. Achter de rug van personeel stond de medegedetineerde klager met gebalde vuist uit te dagen. Klager is gezegd door personeel dat het afgelopen was en dat hij naar boven moest gaan.Tegelijkertijd werd klager geduwd door het personeelslid. Klager had last van gekneusde ribben en kon niet snel reageren en kreeg ook de tijd niet om zich om te draaien. Zijn arm werd op zijn rug gedraaid en hij kon niet anders danop de grond gaan liggen. Toen hij op de grond lag met de arm op zijn rug en hij nogmaals gesommeerd werd om naar boven te gaan, heeft hij gezegd dat hij dat zo niet kon. Klager heeft niet geweigerd om naar boven te gaan en heeftgeen verzet gepleegd. Het rapport is hem aangesmeerd, omdat het personeel hem zat was en hem een lesje wilde leren. Klager is doorgegaan met vervelend te doen. Ook de medegedetineerde was vervelend bezig.

De unit-directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het onderliggende rapport blijkt dat klager de periode voorafgaand aan de strafoplegging provocerend gedrag vertoonde en meermalen vervelende opmerkingen heeft geplaatst terzake van het door de medegedetineerde gepleegde delict.Door klager wordt ook erkend dat hij net voorafgaand aan de rapportaanzegging een vervelende opmerking naar de medegedetineerde had gemaakt, vervelend gedrag vertoonde en daarin volhardde ondanks dat hij daarop door personeel werdaangesproken. Gelet op klagers hiervoor vermelde gedrag is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur om klager terzake een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte op teleggen niet in strijd is met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift en bij afweging van alle in aanmerking komende omstandigheden noch als onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Voor de beroepscommissie is nietaannemelijk geworden dat personeel van de inrichting disproportioneel geweld jegens klager heeft gebezigd. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Overigens wil de beroepscommissie wel aannemen dat ook demedegedetineerde negatieve opmerkingen jegens klager heeft geuit.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met wijziging van de gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en A.J. Dost, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven