Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6659/GA, 18 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:18-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6659/GA             

Betreft [Klager]            Datum 18 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [Klager] (hierna: klager)

1. De procedure

De directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de Penitentiaire Inrichtingen (PI) Zwolle (hierna: de directeur) heeft op 19 maart 2020 beslist dat klager wordt verplicht tot het ondergaan van een onvrijwillige geneeskundige behandeling, als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) (hierna: a dwangbehandeling), voor de duur van drie maanden.

Klagers raadsman, mr. S. Yaprak, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie behandelt beroepen gericht tegen beslissingen over dwangbehandelingen in beginsel op een zitting. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak afgezien van een behandeling ter zitting en partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Het feit dat klager heeft aangegeven niet akkoord te gaan met een gedwongen behandeling, stimuleert een succesvolle behandeling niet. Bovendien zijn minder bezwarende middelen onvoldoende afgewogen en toegepast. Klager wordt onbetrouwbaar in zijn medicijnengebruik bevonden, maar deze stelling is niet onderbouwd. Het seksueel overschrijdend gedrag waarvan sprake zou zijn, is niet met stukken onderbouwd. Klager ontkent dat hiervan sprake is en het enkele verwijt van de directeur is onvoldoende. De bestreden beslissing is onvoldoende gemotiveerd en de gevolgen daarvan zijn niet subsidiair.

Standpunt van de directeur

Klagers behandelend psychiater heeft vastgesteld dat ten aanzien van klager sprake is van een stoornis in het schizofreniespectrum. Klager heeft een sterk afwerende houding en hij heeft minimaal contact met het behandelteam. Er was sprake van wanen, akoestische hallucinaties, vertraagd denken, bizarre gedragingen, een omgekeerd dag- en nachtritme, het veroorzaken van geluidsoverlast, verwardheid, het zich terugtrekken, verwaarlozing, angst, het voeren van gesprekken in zichzelf, het niet opmerken van aanwezigen en schreeuwen in de cel. Bovendien is sprake van seksueel overschrijdend gedrag, hetgeen zich uit in het onverwachts met een erectie tegen een vrouwelijke inrichtingsmedewerker aanwrijven. Klager is ontwijkend in het gesprek met de psychiater en acht medicatie niet nodig.

Vanuit klagers stoornis bestaat het gevaar dat klager anderen lichamelijk letsel zal toebrengen, alsook het gevaar dat hij zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen en met zijn hinderlijke gedrag agressie van anderen zal oproepen. Klager weigert met een psychiater te spreken, in beweging te komen, op te ruimen, contact te leggen of medicatie in te nemen. Er zijn geen alternatieven voor een medicamenteuze behandeling met een antipsychoticum. Klager zegt toe vrijwillig medicatie in te zullen nemen, maar is daar volstrekt onbetrouwbaar in en is daar uiteindelijk ook mee gestopt. Er is geprobeerd het gevaar af te wenden door klager te vermijden, hem veel ruimte in zijn gedragingen te geven en hem op een zorg intensieve afdeling te plaatsen. Volgens de psychiater neemt de ernst van de symptomen onder invloed van een antipsychoticum af, zodat het contact met het behandelteam mogelijk zal verbeteren. Klager heeft geen ziektebesef en hij weigert de voorgestelde interventies. Het gevaar dat de stoornis van de geestesvermogens klager doet veroorzaken, kan zonder behandeling niet binnen een redelijke termijn worden weggenomen. De gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid.     

3. De beoordeling

Op grond van artikel 46e, in verbinding met artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur beslissen tot het toepassen van een a-dwangbehandeling, indien aannemelijk is dat het gevaar dat de psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap de gedetineerde doet veroorzaken, zonder die behandeling niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De directeur heeft de beslissing om klager te verplichten tot het ondergaan van een a dwangbehandeling gebaseerd op de verklaringen van de behandelend psychiater van klager en van een psychiater die meer dan een jaar niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht. De directeur heeft deze verklaringen conform artikel 46e, tweede lid, van de Pbw overgelegd. Daarnaast heeft de directeur een uittreksel van klagers behandelingsplan overgelegd, waarin is voorzien in de mogelijkheid een geneeskundige dwangbehandeling toe te passen.

Uit de door de directeur verstrekte inlichtingen komt het volgende naar voren.

Klager is gediagnosticeerd met een stoornis in het schizofreniespectrum. De ernst van deze stoornis is mogelijk verergerd als gevolg van het gebruik van (grote hoeveelheden) cannabis. Verder was voor aanvang van de dwangbehandeling sprake van wanen, akoestische hallucinaties, vertraagd denken, bizarre gedragingen, een omgekeerd dag- en nachtritme en het veroorzaken van geluidsoverlast. De tweede psychiater, die niet bij de behandeling van klager betrokken is geweest, maar hem kort tevoren heeft bezocht, spreekt van een psychotisch toestandsbeeld en heeft verwardheid, het zich terugtrekken, verwaarlozing, angst, het in zichzelf voeren van gesprekken, het in zichzelf gekeerd zijn en anderen niet opmerken en schreeuwen op cel waargenomen. Klager verblijft voornamelijk in bed, maakt nauwelijks contact, reageert vertraagd, ruimt zijn cel niet op en zijn hygiëne laat te wensen over. Hij heeft geen motivatie dit te veranderen. Ook is sprake van seksueel overschrijdend gedrag, dat zich uit in het onverwachts met een erectie tegen een inrichtingsmedewerkster aanwrijven. Hij is dreigend aanwezig, kan uitdagen in contacten en anderen met een agressieve blik aan kijken. De verwaarlozing waarvan sprake is uit zich in het feit dat klagers cel is versmeerd, klager op een onopgemaakt bed slaapt en er eten buiten de koeling ligt. Hij trekt zich terug en is niet toegankelijk voor zorg en herstel. Klager veroorzaakt vanuit zijn stoornis dan ook het gevaar dat hij een ander lichamelijk letsel zal toebrengen, dan wel het gevaar dat hij zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen en/of het gevaar dat hij met zijn hinderlijke gedrag de agressie van anderen zal oproepen.  

Volgens klagers behandelend psychiater zijn er, ter afwending van het gevaar dat klager vanuit de bij hem vastgestelde stoornis veroorzaakt, geen alternatieven beschikbaar voor een behandeling met een antipsychoticum. Er is met klager gesproken over de noodzaak van (vrijwillige) inname van de voorgeschreven medicatie, maar hij is – ondanks toezeggingen daartoe – onbetrouwbaar gebleken in de inname daarvan en is uiteindelijk helemaal gestopt met het innemen van de medicatie. Hij is vermeden, heeft veel ruimte gekregen in zijn gedragingen en is op een zorg intensieve afdeling geplaatst. Ook heeft hij aan een individueel programma deelgenomen met als doel om overprikkeling te voorkomen. Dit heeft echter niet geresulteerd in het afwenden van voormelde gevaren. Hoewel het onder dwang toedienen van medicatie een ingrijpende interventie is, weegt dit volgens de psychiaters op tegen de duur en ernst van het psychotisch toestandsbeeld van klager, waarbij sprake is van gevaar voor anderen, angst, verwaarlozing en teloorgang. Antipsychotica hebben een gunstig effect op psychoses. De verwachting is dat het gevaar en het lijden na verbetering van de psychose zullen afnemen.  

Gelet op het voorgaande stelt de beroepscommissie vast dat volgens de psychiaters bij klager sprake is van een psychische stoornis. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat klager vanuit die stoornis gevaar veroorzaakt en dat, zonder een geneeskundige behandeling, het gevaar dat de psychische stoornis klager doet veroorzaken, niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen. Verder is voldoende aannemelijk geworden dat de gekozen dwangbehandeling voldoet aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid. De beslissing van de directeur om bij klager a dwangbehandeling toe te passen kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 18 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, U.P. Burke en mr. A.M.G. Smit, leden, bijgestaan door Y.L.F. Schuren, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven