Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6529/GB, 2 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:02-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6529/GB             

Betreft [klager]            Datum 2 juni 2020

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

1. De procedure

Klager heeft een verzoek gedaan tot overplaatsing naar de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Arnhem.

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft dat verzoek op 31 maart 2020 afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. E.A. Blok, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft verzocht om overplaatsing naar de gevangenis van de PI Arnhem, omdat zijn vriendin en dochtertje in de gemeente Arnhem wonen. Klager komt zelf ook uit de gemeente Arnhem en wil daar na zijn detentie ook re-integreren. Klager heeft verweerder verzocht hem zo spoedig mogelijk over te plaatsen, in verband met zijn eigen veiligheid. Verweerder heeft er in de beslissing geen blijk van gegeven dat hij met de door klager aangevoerde omstandigheden – betreffende zijn eigen veiligheid – in de voorbereiding van de beslissing rekening heeft gehouden.

Sinds de uitbraak van het coronavirus is het zeer onrustig op klagers afdeling en zijn er regelmatig vechtpartijen tussen een aantal (groepen) gedetineerden. Hoewel klager probeert zich hier afzijdig van te houden, wordt hij er soms onbedoeld bij betrokken. Klager zit met de rest van zijn afdeling op dit moment op maatregel, maar vreest dat het misgaat zodra de maatregel eindigt. Hij weet dat verweerder horizontale overplaatsingen, vanwege de getroffen coronamaatregelen, beperkt tot uitzonderlijke en spoedeisende situaties. Klager voldoet echter aan deze criteria, omdat niet alleen de orde, rust en veiligheid binnen de inrichting in het geding zijn, maar ook klagers eigen veiligheid. Daarnaast zijn andere gedetineerden eerder al om dezelfde reden overgeplaatst.

Standpunt van verweerder

Het beschermen en gezond houden van personeel en justitiabelen is belangrijk, omdat een besmetting met het coronavirus binnen een inrichting voor beiden grote gevolgen kan hebben. De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft daarom extra maatregelen getroffen om (verdere) verspreiding van het coronavirus binnen inrichtingen te voorkomen. De maatregelen zien op het beperken van het aantal contacten met de buitenwereld. Op deze manier kan het risico op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk worden gehouden.

De opgelegde maatregelen om (verdere) verspreiding van het coronavirus te voorkomen, bieden – behoudens bijzondere omstandigheden – geen ruimte om hiervan af te wijken. Van bijzondere omstandigheden is geen sprake, nu vanuit de inrichting geen signalen bekend zijn waaruit blijkt dat klagers veiligheid in het geding zou zijn.

3. De beoordeling

Klager verblijft op dit moment in de gevangenis van de PI Achterhoek te Zutphen. Hij wil graag worden overgeplaatst naar de gevangenis van de PI Arnhem, omdat klagers vriendin hem dan gemakkelijker en vaker met hun dochtertje kan bezoeken, en ter bescherming van zijn eigen veiligheid.

Op grond van artikel 25, zevende lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden wordt een gedetineerde die tot een gevangenisstraf is veroordeeld, in beginsel in het arrondissement van vestiging geplaatst. Als daar geen plaats beschikbaar is, wordt de gedetineerde in een aanpalend arrondissement geplaatst. Klagers vestigingsadres is in Arnhem, gelegen in het arrondissement Gelderland, waarin zowel de PI Achterhoek als de PI Arnhem is gelegen. Deze bepaling speelt in deze zaak dus geen rol.

In de jurisprudentie van de beroepscommissie is bepaald dat als een gedetineerde overgeplaatst wil worden, hij daarvoor een goede reden moet hebben. Uit het dossier komt naar voren dat klager in de PI Achterhoek bezoek heeft ontvangen. Hoewel klager volgens de reguliere bezoekregistratie geen bezoek ontvangt, heeft hij zijn vriendin en kind wel een keer ontvangen in de familiekamer. Daarnaast ontvangt klager bijna iedere maand bezoek zonder toezicht (BZT). Ondanks dat klager wellicht niet zo veel bezoek ontvangt als hij zou willen, is hij niet verstoken van bezoek. Bovendien is de reisafstand tussen de regio Arnhem en de PI Achterhoek niet onredelijk te noemen.

De stelling dat klagers veiligheid in het geding is, is naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende onderbouwd en vindt ook niet op andere wijze steun in het dossier.

Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is op 2 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M. Iedema en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven