Nummer S-20/3794/SGA
Betreft [verzoeker] Datum 10 juni 2020
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Krimpen aan den IJssel (hierna: de directeur) heeft op 7 juni 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een strafcel, vanwege een onacceptabele houding jegens het personeel en het niet opvolgen van aanwijzingen van het personeel, ingaande op 7 juni 2020 om 10:30 uur en eindigend op 12 juni 2020 om 10:30 uur.
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift met het kenmerk IJ-2020-000539.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Verzoeker stelt dat er van alles op de afdeling wordt gestolen. De gedetineerden zijn daar dan ook boos over geworden. Daarnaast heeft verzoeker ernstige familieproblemen.
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker op 6 juni 2020 melding heeft gemaakt van diefstal van vlees uit de vriezer. Dat komt omdat er geen slot op de vriezer zit. Hier is al vaker melding van gemaakt maar daar is tot op heden niets mee gedaan. Naast verzoeker klaagden ook andere gedetineerden en de gemoederen liepen dan ook hoog op. Omtrent de gang van zaken brengt de directeur het volgende naar voren: verzoeker werd vervolgens zo boos dat hij zijn vlees keihard op de tafeltennistafel gooide waardoor dit alle kanten op vloog en rakelings langs het gezicht van een medegedetineerde scheerde. Verzoeker werd gevraagd een beetje rustig te doen, waardoor hij nog bozer werd en dreigend op het personeelslid af kwam lopen en aan hem vroeg wat hij hier dan aan wilde doen. Vervolgens moest verzoeker door een paar andere personeelsleden worden tegengehouden vanwege zijn dreigende houding.
Op grond van artikel 57, eerste lid, onder k, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) dient de directeur de gedetineerde in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord alvorens hij beslist over de oplegging van een disciplinaire straf. In de beschikking tot oplegging van de disciplinaire straf is niet opgenomen of verzoeker al dan niet is gehoord. Het vooraf horen van de gedetineerde is een essentieel recht van de gedetineerde. Nu hierover niets is opgenomen in de bestreden beschikking kan niet worden vastgesteld dat verzoeker voorafgaand aan de oplegging van de bestreden disciplinaire straf is gehoord. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is niet aan de vereisten van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder k, van de Pbw voldaan. De voorzitter zal het verzoek dan ook toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 10 juni 2020 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.
secretaris voorzitter