Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3782/SJA, 10 juni 2020, schorsing
Uitspraakdatum:10-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3782/SJA            

Betreft [verzoeker]      Datum 10 juni 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

Een unitmanager van de Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Intermetzo te Lelystad heeft – voor zover in dit verzoek aan de orde – op 31 mei 2020 verzoeker vier weken verlof ontzegd, waarvan twee weken voorwaardelijk.

Verzoekers raadsvrouw, mr. M. Hoekzema, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur van de JJI Intermetzo (hierna: de directeur) op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het onderliggend klaagschrift is ingeschreven.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Daartoe overweegt de voorzitter als volgt.

Uit de bestreden beslissing en de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de intrekking van het verlof is gedaan door een unitmanager. Volgens de directeur is de unitmanager daartoe gemandateerd op grond van artikel 4 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj).

In artikel 4, tweede lid, van de Bjj is bepaald dat de directeur personeelsleden en medewerkers kan machtigen tot de uitoefening van hem bij of krachtens die wet gegeven bevoegdheden en de naleving van zijn zorgplichten, maar met uitzondering van de bevoegdheden, genoemd in het eerste en vierde lid.

In het vierde lid is onder meer bepaald dat aan de directeur de beslissing is voorbehouden omtrent (g.) de beperking en intrekking van het verlof bedoeld in de artikelen 28, 29 en 30 van de Bjj. Het vijfde lid (waarnaar verzoekers raadsvrouw verwijst) heeft overigens geen betrekking op deze categorie beslissingen. De directeur kan een afdelingshoofd dus niet machtigen tot het nemen van een beslissing als in deze zaak aan de orde is.

Gelet op het voorgaande is het wettelijk onmogelijk om de unitmanager te machtigen tot de door hem in deze zaak genomen beslissing. Nu de bestreden beslissing onbevoegd is genomen,

zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 10 juni 2020 gegeven door mr. M. Iedema, voorzitter, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven