Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3706/SGA, 29 mei 2020, schorsing
Uitspraakdatum:29-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3706/SGA                      

Betreft verzoeker        Datum 29 mei 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van verzoeker (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) heeft op 22 mei 2020 beslist verzoeker intern over te plaatsen.

Verzoekers raadsman, mr. T.S. van der Horst, vraagt namens verzoeker om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Verzoeker heeft van het afdelingshoofd te horen gekregen dat hij overgeplaatst zou worden naar een andere cel, in verband met de handhaving van de orde, rust en veiligheid. Verzoeker is het niet eens is met de interne overplaatsing, omdat hij daardoor geraakt wordt in zijn persoonlijke belangen. Er geldt nu een ander dagprogramma voor hem waardoor hij nu niet meer kan skypen met zijn vader, die zijn werkrooster speciaal had laten aanpassen in verband met het tijdstip van skypen met verzoeker. Daarnaast is verzoekers oude cel nog steeds beschikbaar zodat verzoeker eenvoudig teruggeplaatst kan worden.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat verzoeker op grond van de artikelen 10 en 16 van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) in de gevangenis van de locatie Roermond is geplaatst. Uit artikel 2.2 van de huisregels van de locatie Roermond volgt dat de gedetineerde bij binnenkomst een verblijfsruimte toegewezen krijgt. Dit wil echter niet wil zeggen dat de gedetineerde tijdens zijn detentie in de locatie Roermond in dezelfde verblijfsruimte zal verblijven. De directeur stelt dat het afdelingshoofd bevoegd is te beslissen een gedetineerde intern over te plaatsen, zo volgt ook artikel 2.2 van de huisregels. De directeur stelt verder dat het noodzakelijk kan zijn dat verzoeker een andere cel toegewezen krijgt, in verband met zijn plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht- /maatschappelijk risico.

De voorzitter constateert dat de beslissing tot interne overplaatsing is genomen door het afdelingshoofd. Het nemen van een dergelijke beslissing is op grond van artikel 16, tweede lid, van de Pbw voorbehouden aan de directeur. Door de directeur is geen besluit overgelegd waaruit blijkt dat het afdelingshoofd bevoegd is een dergelijke beslissing te nemen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is daarom sprake van een onbevoegd genomen beslissing.

Daarbij komt dat volgens vaste jurisprudentie de directeur de beslissing tot interne overplaatsing wel dient te motiveren zodat voor de gedetineerde kenbaar is waarom hij wordt overgeplaatst. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is uit de inlichtingen van de directeur niet gebleken van enige individuele motivering waarom verzoeker is overgeplaatst naar een andere cel, terwijl verzoeker heeft aangevoerd dat hij met de interne overplaatsing geraakt wordt in zijn persoonlijke belangen. Ook dit heeft de directeur in de schriftelijke inlichtingen niet nader toegelicht dan wel weersproken. Gelet op het voorgaande zal het verzoek worden toegewezen.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 29 mei 2020 gegeven door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven