Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4914/TB, 10 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:         R-19/4914/TB

betreft: [klager]            datum: 10 juni 2020

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M. Verkuil, namens […], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 4 oktober 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming, verder te noemen verweerder, alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft in deze zaak aanvankelijk aan partijen laten weten dat zij in de gelegenheid worden gesteld hun standpunt ter zitting naar voren te brengen. De maatregelen die de overheid heeft getroffen in verband met het tegengaan van de verdere verspreiding van het coronavirus leiden ertoe dat het onduidelijk is wanneer behandeling op een zitting weer kan plaatsvinden. Daarom heeft de beroepscommissie in deze zaak alsnog afgezien van behandeling ter zitting.

Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld schriftelijk hun standpunt kenbaar te maken. Dit ter bevordering van een afdoening van de zaak binnen een redelijke termijn met inachtneming van de belangen van partijen.

Op 16 april 2020 is op het secretariaat van de Raad een schriftelijke reactie op het beroep van verweerder ontvangen.

Op 28 april 2020 is op het secretariaat van de Raad een schriftelijke toelichting op het beroep van klagers raadsvrouw mr. L.M. Verkuil ontvangen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

Verweerder heeft klagers verzoek tot overplaatsing vanuit FPC De Rooyse Wissel te Venray naar een andere tbs-instelling, bij voorkeur naar FPC Dr. S. van Mesdag, FPC De Woenselse Poort of FPC De Kijvelanden afgewezen.

2.         De feiten

Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 23 april 2015 is klager in FPC De Rooyse Wissel geplaatst. Klager heeft op 3 september 2019 verzocht om hem over te plaatsen naar een andere tbs-instelling. Verweerder heeft op 4 oktober 2019 dit verzoek afgewezen.

3.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. 

De beslissing berust op onjuiste en/of onvolledige presentatie van de feiten. De reactie van de instelling op het overplaatsingsverzoek had vóór het nemen van de beslissing in het kader van hoor en wederhoor aan de raadsvrouw moeten worden toegezonden opdat zij tijdig daarop had kunnen reageren in plaats van nu pas in beroep. De instelling geeft een geheel andere lezing van de feiten en omstandigheden dan klager. De verhoudingen zijn door de langdurige separatie van klager in juli/augustus 2019 dusdanig verstoord dat er in de instelling geen behandelperspectief voor klager meer is. Verwezen wordt naar de beklagprocedure RV2019/000173, 182 en 188. Klager is pas teruggekeerd naar de afdeling nadat hij had laten weten een overplaatsingsverzoek te zullen indienen. Klager is alle vertrouwen in de instelling kwijt, ongeacht wie dit heeft veroorzaakt, en heeft geen kans meer op een succesvolle behandeling in FPC De Rooyse Wissel. De raadsvrouw heeft alles in het werk gesteld om in overleg uit de impasse te geraken. Dat er geen gebruik zou zijn gemaakt van een gemaakte belafspraak, is niet volledig weergegeven. De manager behandelafdeling was niet bereikbaar voor overleg om een andere belafspraak in te plannen. Een onverwachte zitting (voorgeleiding) op het tijdstip van de geplande belafspraak zorgde ervoor dat de belafspraak niet kon doorgaan. De Minister hecht met name groot belang aan het feit dat FPC De Rooyse Wissel geen behandelinhoudelijke redenen zag voor overplaatsing. Voor behandeling is echter als basis vertrouwen nodig. De vraag is of het vertrouwen ooit kan worden hersteld, en of in dat geval bij de afweging geen voorrang had moeten worden gegeven aan het belang dat klager heeft dat zijn behandeling zo spoedig mogelijk doorgang zou vinden. De verwachting van FPC De Rooyse Wissel dat "men de behandeling wel weer vlot zou kunnen trekken" is in wezen op tijdsverloop (en dus niet op herstel van het vertrouwen in de behandelrelatie) gebaseerd. Klager heeft omdat hij inzag dat hij kostbare tijd aan het verliezen was, ingestemd met verdere behandeling. Deze is tot op heden nog steeds niet echt op gang gekomen. Indien zijn overplaatsingsverzoek was gehonoreerd, had hij minder tijd verloren. Klager zit op een andere afdeling, met een andere hoofdbehandelaar, die echter binnen afzienbare termijn zal vertrekken. Met hem kan/zal hij dus geen behandelrelatie kunnen opbouwen. Ook zijn PMT-therapeut is vertrokken. Klager heeft al met al nog altijd weinig vertrouwen dat zijn behandeling voortvarend zal verlopen in de FPC De Rooyse Wissel. Zijn overplaatsingsverzoek had ten tijde van de bestreden beslissing moeten worden toegewezen op basis van een andere belangenafweging.

Namens verweerder is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen. 

De beslissing is op goede gronden genomen op basis van de reactie van FPC De Rooyse Wissel op het overplaatsingsverzoek. Er is geen reden om aan de lezing van de gebeurtenissen zoals weergegeven in die reactie te twijfelen. Uit die reactie volgt dat de overplaatsing van klager vanuit behandelinhoudelijk perspectief niet geïndiceerd is. Klager is afgezonderd sinds 25 juli 2019 in verband met ernstige vermoedens van betrokkenheid bij drugshandel in de instelling en onderzoek daarnaar, dreigementen richting personeel en medepatiënten. Klager heeft zelf de terugkeer naar de afdeling lange tijd tegengehouden omdat hij alleen wilde meewerken als de instelling zijn overplaatsingsverzoek zou ondersteunen. Klager heeft zelf meermalen het contact met het personeel afgehouden. Zijn stelling dat een en ander op onjuiste feiten berust, is niet onderbouwd. De instelling ziet voldoende aanknopingspunten voor het voortzetten van de behandeling. Klager kan bovendien in een andere instelling in dezelfde dynamiek terecht komen, hetgeen een herhaling van zetten zal opleveren met daarbij een onnodige vertraging in het behandeltraject als gevolg. Het beginsel van hoor en wederhoor is niet geschonden door het feit dat naar aanleiding van het overplaatsingsverzoek daarop een reactie van de instelling is gevraagd alvorens te beslissen. Klager kan zijn bezwaren in beroep toelichten. Inmiddels is sprake van een hervatting van klagers behandeltraject. Hij is op

7 november 2019 op de oorspronkelijke behandelafdeling geplaatst en op 15 november 2020 op de behandelafdeling Cheops 2. Uit de ingewonnen informatie voor de eerder geplande zitting van 8 januari 2020 blijkt dat ondanks dat klager duidelijk wrok en wantrouwen richting het behandelteam koesterde er nog steeds sprake was van behandeling. Klager volgde op dat moment de blokken metaal, vervoerstechniek en hobby. Het was de bedoeling om opnieuw te starten met psychomotore therapie. Het behandelteam van Cheops 2 gaf aan dat klager steeds beter zijn plek weet te vinden op de behandelafdeling. Inmiddels verblijft klager op de behandelafdeling Chepri 1. Er hebben enkele gesprekken plaats-gevonden over het verloop van de behandeling waarvan de uitkomst is dat men naast schematherapie ook een incidentenanalyse zal opstarten. Klager heeft op de afdeling zijn vrijheden terug en volgt zijn programma. Hij is meewerkend op de afdeling en op een positieve manier aanwezig. De instelling ziet nog voldoende behandelmogelijkheden en ziet nog steeds geen meerwaarde in overplaatsing.

In het kader van een gevoerd impassegesprek tussen klager, zijn advocaat, het vorige hoofd behandeling en de directie is afgesproken om klager binnen de instelling op een andere afdeling voor patiënten met persoonlijkheidsproblematiek te plaatsen. De door klager gewenste overplaatsing naar FPC De Woenselse Poort stuit af op het beveiligingsniveau: 3 in plaats van 4. Overplaatsing naar FPC De Kijvelanden is contra geïndiceerd vanwege slachtofferbelangen en FPC Dr. S. van Mesdag heeft een wachtlijst van enkele maanden, hetgeen naast genoemde behandelinhoudelijke bezwaren nog voor extra behandelvertraging zou zorgen. 

4.         De beoordeling

Naar het oordeel van de beroepscommissie is geen sprake van schending van het beginsel van hoor en wederhoor nu klager en zijn raadsvrouw in de beroepsprocedure kennis hebben kunnen nemen van de reactie van de instelling op het overplaatsingsverzoek en in de gelegenheid zijn gesteld om bezwaren schriftelijk toe te lichten.

Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient verweerder op grond van artikel 6.2 van de Wet forensische zorg in zijn overwegingen te betrekken:

a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt;

b) de eisen die de verlening van forensische zorg aan de forensische patiënt gezien de aard van de bij hem geconstateerde psychische stoornis of verstandelijke beperking stelt, en

c) de forensische zorgbehoefte en het beveiligingsniveau zoals opgenomen in de indicatiestelling.

Regioplaatsing is volgens het door verweerder gevoerde beleid uitgangspunt bij plaatsing van ter beschikking gestelden, maar als een ter beschikking gestelde al in een instelling is geplaatst wordt bij een verzoek om overplaatsing gekeken of overplaatsing behandelinhoudelijk geïndiceerd is.

Verweerder heeft inlichtingen ingewonnen bij FPC De Rooyse Wissel. Uit die inlichtingen komt naar voren dat overplaatsing van klager vanuit behandel-inhoudelijk perspectief niet geïndiceerd is. Klager heeft gedurende zijn afzondering lange tijd zijn terugkeer naar de afdeling tijd tegengehouden omdat hij alleen wilde meewerken als de instelling zijn overplaatsingsverzoek zou ondersteunen. Het behandelteam verwacht dat klager in een andere tbs-instelling in een zelfde dynamiek terecht kan komen waardoor onnodige vertraging in klagers behandeling kan ontstaan. FPC De Rooyse Wissel ziet voldoende aanknopingspunten voor het voortzetten van klagers behandeling in de instelling. Daarbij komt dat door verweerder in de nadere reactie op het beroep is toegelicht dat de door klager gewenste overplaatsing naar FPC De Woenselse Poort niet mogelijk is in verband met het voor klager noodzakelijke beveiligingsniveau (4), er een contra-indicatie is voor overplaatsing naar FPC De Kijvelanden in verband met slachtofferbelangen en FPC Dr. S. van Mesdag een wachtlijst heeft van enkele maanden, waardoor naast behandelinhoudelijke bezwaren extra behandel-vertraging zou ontstaan. 

Overigens blijkt uit de inlichtingen die verweerder heeft ingewonnen bij FPC De Rooyse Wissel dat klagers behandeltraject in de instelling inmiddels in november 2019 is hervat.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling om hem in het huidige stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere instelling.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J.H van den Hombergh, voorzitter, drs. M.R. Daniel en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 juni 2020.

secretaris                                voorzitter                    

Naar boven