Nummer R-20/7011/GV
Betreft [klager] Datum 8 juni 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 18 mei 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.
Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klager heeft longproblemen (astmatische bronchitis en recent had hij driemaal longontsteking). Hij loopt een verhoogd risico op een ernstig beloop in geval van besmetting met het coronavirus. Hij is dan ook enorm bang om besmet te raken. Uit voorzorg blijft hij het grootste gedeelte van de dag op zijn cel, waardoor hij heftige depressieve gevoelens heeft ontwikkeld. In de Penitentiaire Inrichting (PI) Sittard neemt men het niet zo nauw met de coronamaatregelen. Het personeel draagt geen mondkapjes of handschoenen en gedetineerden houden geen afstand. Een medegedetineerde die op dezelfde afdeling als klager verbleef, is recent gediagnosticeerd met het coronavirus. Daarna zijn geen extra maatregelen getroffen. Een doktersassistente heeft klager daarentegen aangeraden de hele dag op zijn cel te verblijven.
In samenspraak met de medische dienst werkt klager niet meer met medegedetineerden op de werkzaal of anderszins in groepsverband. Volgens het Openbaar Ministerie (OM) is het moeilijker om buiten de inrichting gevaar voor besmetting te vermijden. Klager zou echter bij zijn dochter kunnen verblijven op het woonwagenkamp waar zijn familie woont. Die zou ook voor hem de boodschappen kunnen doen. Het adres is al goedgekeurd door de casemanager. Indien nodig is een tweede adres voorhanden. De bewoonster van dat adres kan eveneens voorzien in klagers boodschappen.
Het heeft geen zin om klager over te plaatsen naar een andere inrichting in geval de situatie in de PI Sittard nijpend zou worden, zoals het OM suggereert. Een enkele verplaatsing doet niet af aan klagers medische gesteldheid. Klager ontvangt in de inrichting geen psychische zorg ter bestrijding van zijn depressieve gevoelens.
Standpunt van verweerder
De noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking is niet aangetoond. De medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) acht strafonderbreking medisch niet geïndiceerd. Tot op heden is er geen reden om hoog-risicogedetineerden zoals klager met verlof te sturen of om op andere wijze hun detentie op te schorten. De benodigde zorg kan in de PI Sittard worden geleverd, waar – anders dan door klager gesteld – maatregelen ter voorkoming van verdere verspreiding van het coronavirus zijn getroffen.
Klager heeft op 13 mei 2020 een onderhoud met een psycholoog gehad en binnenkort zal een psychiater hem bezoeken. Klager hoeft niet deel te nemen aan de arbeid, maar hij verblijft ook niet in quarantaine.
Uitgebrachte adviezen
De directeur van de PI Sittard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op de overige (onderstaande) adviezen.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager buiten de inrichting zelf naar buiten zal moeten en dus ook risico’s loopt die hij nu niet loopt. Als het verblijf in de PI Sittard te risicovol zou zijn, zou klager kunnen worden overgeplaatst.
De politie heeft zich van advies onthouden.
De medisch adviseur van de afdeling IMA acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Klager loopt weliswaar meer risico op een ernstig beloop in geval van besmetting, maar de gevolgen binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) zijn tot op heden zeer beperkt. Er is een crisisteam operatief en dat team ziet tot op heden geen enkele reden om hoog-risicogedetineerden met verlof te sturen of om op andere wijze hun detentie op te schorten, omdat de zorg buiten de inrichting niet anders is dan binnen de inrichting.
3. De beoordeling
Klager is sinds 5 juli 2017 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens poging tot moord. Daarna dient hij nog een vervangende hechtenis van vier dagen te ondergaan. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 12 maart 2024.
In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
In artikel 37 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking, omdat hij zich buiten de inrichting beter kan beschermen tegen besmetting met het coronavirus. Klager loopt bij een besmetting met het coronavirus een hoger risico op een ernstig beloop, omdat hij aan een longaandoening lijdt.
De door de overheid getroffen (landelijke) maatregelen
Ter bescherming van justitiabelen en het inrichtingspersoneel heeft verweerder met ingang van 14 maart 2020 landelijke maatregelen getroffen om het risico op verspreiding van het coronavirus in de inrichtingen te verkleinen. Zo zijn bezoeken en verloven opgeschort en is de (nieuwe) instroom en uitstroom van gedetineerden zoveel mogelijk beperkt. Voor het inrichtingspersoneel gelden dezelfde richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) als voor zorgmedewerkers, anders dan in ziekenhuizen, zoals het gebruik van beschermingsmiddelen. Ook worden de richtlijnen van het RIVM ten aanzien van hygiëne en het houden van voldoende afstand zoveel mogelijk nageleefd.
Verder is de beroepscommissie (gelet op het advies van de medisch adviseur van de afdeling IMA en RSJ 22 mei 2020, R-20/6821/GV) bekend dat vanuit de DJI een centraal crisisteam is opgericht dat intensief contact onderhoudt met onder meer het RIVM en iedere week meerdere malen direct rapporteert aan verweerder. Elke inrichting heeft een actieteam samengesteld dat de uitvoering van de maatregelen in elke inrichting coördineert en dat – in onverhoopt geval van besmettingen – nauw contact onderhoudt met de regionale GGD. Uitgangspunt is dat gedetineerden met corona-gerelateerde klachten worden geïsoleerd in hun eigen cel. Dagprogramma’s kunnen worden aangepast en nieuw binnengekomen gedetineerden worden onderworpen aan een verscherpte medische intake om hen te controleren op corona-gerelateerde klachten. Daarna worden deze gedetineerden gedurende twee weken op een eenpersoonscel geplaatst en wordt hun gezondheid gemonitord.
De DJI ziet op dit moment dan ook geen reden om hoog-risicogedetineerden, zoals klager, met verlof te sturen of om op andere wijze hun detentie op te schorten, zo blijkt uit het advies van de medisch adviseur.
De situatie in de PI Sittard
De beroepscommissie begrijpt dat in de PI Sittard (waar klager verblijft) één gedetineerde besmet is geraakt met het coronavirus.
Klagers verzoek om strafonderbreking
De geconstateerde besmetting heeft bij klager, zijn medegedetineerden en ook bij het inrichtingspersoneel geleid tot gevoelens van onrust en onveiligheid. Onder meer uit berichten van zowel gedetineerden als het personeel blijkt dat de gevangenissetting de naleving van de door het RIVM opgestelde richtlijnen bemoeilijkt en hier en daar belet. De vraag is echter of de situatie in de PI Sittard, en de daardoor bij klager ontstane gevoelens van onrust en onveiligheid, in zijn geval afdoende reden vormt om aan hem strafonderbreking te verlenen. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag ontkennend.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is in klagers geval onvoldoende gebleken van een zodanig onveilige situatie dat zijn detentie in redelijkheid niet langer kan worden voortgezet. De hierboven genoemde getroffen (landelijke) maatregelen hebben ertoe geleid dat recent geen nieuwe besmettingen zijn geconstateerd in de PI Sittard.
In het licht van het voorgaande kan niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat klagers veiligheid en gezondheid in de inrichting onvoldoende zijn/worden gewaarborgd. Klagers standpunt dat hij in de inrichting geen psychische zorg ter bestrijding van zijn depressieve gevoelens ontvangt, is door verweerder genoegzaam weerlegd. De noodzaak voor het verlenen van strafonderbreking is onvoldoende komen vast te staan, zodat de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 8 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter