Nummer R-20/6766/GV
Betreft [klager] Datum 4 juni 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 15 april 2020 klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.
Klagers raadsman, mr. J.C. Reisinger, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Klagers raadsman heeft het verzoek ingediend, maar is vervolgens niet in kennis gesteld van de bestreden beslissing. Nietigheid ligt in de rede (HR 24 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:767, rechtsoverweging 2.3) of minst genomen verschoonbare termijnoverschrijding. Klager heeft door de coronamaatregelen niet eerder contact kunnen opnemen met zijn raadsman. Er is geen inhoudelijk verweer gevoerd en reeds daarom zou het beroep gegrond verklaard moeten worden.
Klager zit in de risicogroep als het om corona gaat. Andere gedetineerden in de risicogroep zijn (voorlopig) vrijgelaten. Er is sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel. De risico’s die klager loopt vormen een noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking. Uit de afwijzende beslissing had moeten blijken van een noodzaak om niet over te gaan tot het verlenen van strafonderbreking. Dat klemt temeer in het licht van klagers voorgeschiedenis (strafoverdracht vanuit Roemenië).
Klager heeft niets gemerkt van serieuze maatregelen in de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein. Niemand wordt bij binnenkomst gescreend. De inrichting is vanzelfsprekend niet in staat om zorg te bieden aan gedetineerden uit een risicogroep. Uit het dossier blijkt overigens ook niet dat de medische dienst zich op dat standpunt stelt.
Standpunt van verweerder
De medische dienst van de PI Nieuwegein heeft aangegeven de benodigde medische zorg te kunnen verlenen, ook in geval van een besmetting met het coronavirus. De noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking is niet gebleken. Binnen de PI zijn maatregelen getroffen om verspreiding van het virus te beperken.
Uitgebracht advies
De directeur van de PI Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat de benodigde medische zorg door de medische dienst kan worden verleend, ook in geval van een besmetting met het coronavirus.
3. De beoordeling
Uit het dossier blijkt niet wanneer de bestreden beslissing aan klager is uitgereikt. Reeds hierom kan niet worden aangenomen dat het beroepschrift van 28 april 2020 te laat is ingediend. De beroepscommissie zal klager dan ook in zijn beroep ontvangen.
Klager is sinds 28 januari 2019 gedetineerd. Hij ondergaat (na omzetting) een gevangenisstraf van 1635 dagen, met aftrek, wegens een opiumdelict. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 11 juni 2021.
In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
In artikel 37 van de Regeling staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.
Klager heeft verzocht om strafonderbreking, vanwege vrees voor (besmetting met) het coronavirus.
De door de overheid getroffen (landelijke) maatregelen
Ter bescherming van justitiabelen en het inrichtingspersoneel heeft verweerder met ingang van 14 maart 2020 landelijke maatregelen getroffen om het risico op verspreiding van het coronavirus in de inrichtingen te verkleinen. Zo zijn bezoeken en verloven opgeschort en is de (nieuwe) instroom en uitstroom van gedetineerden zoveel mogelijk beperkt. Voor het inrichtingspersoneel gelden dezelfde richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) als voor zorgmedewerkers, anders dan in ziekenhuizen, zoals het gebruik van beschermingsmiddelen. Ook worden de richtlijnen van het RIVM ten aanzien van hygiëne en het houden van voldoende afstand zoveel mogelijk nageleefd.
Verder is de beroepscommissie (gelet op RSJ 22 mei 2020, R-20/6821/GV) bekend dat vanuit de DJI een centraal crisisteam is opgericht dat intensief contact onderhoudt met onder meer het RIVM en iedere week meerdere malen direct rapporteert aan verweerder. Elke inrichting heeft een actieteam samengesteld, dat de uitvoering van de maatregelen in elke inrichting coördineert en dat – in onverhoopt geval van besmettingen – nauw contact onderhoudt met de regionale Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD). Uitgangspunt is dat gedetineerden met corona-gerelateerde klachten worden geïsoleerd in hun eigen cel. Dagprogramma’s kunnen worden aangepast en nieuw binnengekomen gedetineerden worden onderworpen aan een verscherpte medische intake om hen te controleren op corona-gerelateerde klachten. Daarna worden deze gedetineerden gedurende twee weken op een eenpersoonscel geplaatst en wordt hun gezondheid gemonitord.
De DJI ziet op dit moment dan ook geen reden om hoog-risicogedetineerden, zoals klager, met verlof te sturen of om op andere wijze hun detentie op te schorten (RSJ 2 juni 2020, R 20/6865/GV).
De situatie in de PI Nieuwegein
Op grond van hetgeen klager heeft aangevoerd, kan niet worden vastgesteld dat sprake is of is geweest van coronabesmetting(en) in de PI Nieuwegein. Dit volgt evenmin uit de overige inhoud van het dossier.
Klagers verzoek om strafonderbreking
Onder meer uit berichten van zowel gedetineerden als het personeel blijkt dat de gevangenissetting de naleving van de door het RIVM opgestelde richtlijnen bemoeilijkt en hier en daar belet. De vraag is echter of de situatie in de PI Nieuwegein in klagers geval afdoende reden vormt om aan hem strafonderbreking te verlenen. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag ontkennend.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is in klagers geval onvoldoende gebleken van een zodanig onveilige situatie dat zijn detentie in redelijkheid niet langer kan worden voortgezet. De hierboven genoemde getroffen (landelijke) maatregelen hebben er – kennelijk – mede toe geleid dat geen besmettingen zijn geconstateerd in de PI Nieuwegein. Daarnaast heeft de medische dienst aangegeven de benodigde zorg aan klager te kunnen leveren.
In het licht van het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat klagers veiligheid en gezondheid in de inrichting onvoldoende zijn/worden gewaarborgd en dat daarom strafonderbreking noodzakelijk zou zijn.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 4 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D. van der Sluis, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.
secretaris voorzitter