nummer: R-20/6607/TA
betreft: [klager] datum: 2 juni 2020
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van […], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 27 maart 2020 van de alleensprekende beklagrechter bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de instelling,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft het hoofd van de instelling in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw
mr. M.C. van Megen om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet toegezonden krijgen van het verslag van een gesprek over de onttrekking tijdens begeleid verlof (klachtnummer PN 2020/035).
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de instelling
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 8 januari 2020 heeft klager gesproken met twee onderzoekers van de instelling over zijn onttrekking aan begeleid verlof. Klager heeft op zijn verzoek enkele weken later een concept van het rapport daarover ontvangen en daarin aantekeningen en wijzigingen vermeld, waarna het conceptrapport is teruggezonden naar de instelling. Klager heeft in de periode tot aan zijn beklag verscheidene keren verzocht om een kopie van het eindrapport maar heeft daar geen antwoord op gekregen om welke reden hij op 8 maart 2020 beklag heeft ingediend.
Klager wil een kopie van dit rapport ontvangen om te kunnen gebruiken bij de verlengingszitting bij de rechtbank van 4 juni 2020. Hij heeft in het rapport veel misstanden in de instelling aan het licht gebracht, waaronder een flink aantal misstanden van voormalig behandelcoördinator P. Laatstgenoemde is inmiddels ontslagen vanwege een twintigtal klachten tegen haar en de ruis die bij haar is ontstaan naar aanleiding van diverse ontsnappingen/ontvluchtingen in het najaar van 2019, waaronder die van klager.
Ondertussen heeft klager een externe vierjaars-rapporteur gesproken die hem iets vroeg over delicten die klager niet gepleegd heeft maar die volgens de rapporteur in de in de instelling opgemaakte delictanalyse vermeld staan. Deze delictanalyse heeft de rapporteur verkregen via de rechtbank die de delictanalyse van de instelling heeft verkregen. Maar bij navraag door klagers huidige behandelcoördinator in de Dr. S. van Mesdag werd haar vanuit de Pompestichting gemeld dat de delictanalyse niet aanwezig of niet volledig was.
Het hoofd van de instelling heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het gesprek met klager van 8 januari 2020 vond plaats in het kader van een intern onderzoek en daarbij is gesproken over zijn onttrekking tijdens begeleid verlof. Op 11 januari 2020 is het conceptverslag van dat gesprek per e-mail aan klager gezonden om daar nog opmerkingen bij te plaatsen. De instelling heeft het conceptverslag met klagers opmerkingen op 21 januari 2020 ontvangen.
Aan klager is meegedeeld dat zou worden nagevraagd of een verslag van het interne onderzoek aan klager beschikbaar zou worden gesteld. Op 6 maart 2020 is klager per e-mail gemeld dat hij dat verslag niet zal ontvangen. Het interne onderzoek is bedoeld voor intern gebruik om de kwaliteit van zorg te kunnen verbeteren, zoals is verwoord in artikel 7 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg. Uit die wet vloeit voor patiënten geen recht op het verkrijgen van inzage in of een kopie van het verslag van dit interne onderzoek voort.
Als het beklag tijdig is ingediend, kan klager daarin niet worden ontvangen omdat niet kan worden geklaagd over bejegening door personeel.
3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat klager op 6 maart 2020 heeft vernomen dat hij geen kopie van het gespreksverslag zal ontvangen. Het klaagschrift van 8 maart 2020 is op 11 maart 2020 door de beklagrechter ontvangen. Klager heeft daarom tijdig beklag ingediend. De beroepscommissie zal daarom de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en doen wat de beklagrechter had behoren te doen.
Klager stelt dat hij recht heeft op een kopie van het gespreksverslag dat over zijn onttrekking tijdens begeleid verlof door personeel van de instelling is opgemaakt en zijn commentaar daarop.
De instelling stelt dat sprake is van een verslag voor louter intern gebruik en beroept zich op artikel 7 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg.
Volgens artikel 1, vijfde lid, Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg is deze wet echter niet van toepassing in justitiële inrichtingen en instellingen voor verpleging van ter beschikking gestelden voor zover daar een bijzondere wettelijke regeling geldt of de justitiële setting zich daar tegen verzet. De klacht heeft betrekking op de periode dat klager bij de Pompestichting te Nijmegen verbleef. De interne rechtspositie van TBS-gestelden bij de Pompestichting wordt zowel in materiële als in formele zin geregeld door de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt). Het verweer van de instelling als zou de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg van toepassing zijn op klager treft dan ook geen doel.
Verlof en het verloop daarvan maken een belangrijk onderdeel uit van de tbs-behandeling.
Klager heeft krachtens artikel 18 van de Bvt recht op periodieke evaluatie van het verloop van de verpleging en behandeling en op het geven van schriftelijk commentaar op het evaluatieverslag dat aan dat verslag wordt gehecht.
Krachtens artikel 20, eerste en tweede lid, van de Bvt heeft klager recht op kennisneming van de in het verpleegdedossier vastgelegde gegevens, tenzij het onthouden daarvan noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor de handhaving van de orde en veiligheid in de instelling of ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van anderen dan de verpleegde.
Op grond van het vijfde lid omvat dit recht op kennisneming tevens het recht op het ontvangen van een kopie, maar alleen als het gaat om het evaluatieverslag en het verplegings- en behandelingsplan die deel uitmaken van het verpleegdedossier.
Voor zover het gespreksverslag zou kunnen worden aangemerkt als een evaluatie van het verlof zal dat deel uitmaken van het verpleegdedossier en heeft klager wel recht op inzage daarin, maar niet een recht op het ontvangen van een kopie daarvan. De beroepscommissie heeft dit eerder overwogen in RSJ 30 juni 2014, 14/0756/TA.
Klager heeft op grond van artikel 20, vijfde lid, Bvt wel het recht op het verkrijgen van een kopie van het verslag van evaluatie van de behandeling en van het verplegings- en behandelingsplan, maar niet is gesteld of gebleken dat het gespreksverslag als zodanig is aan te merken.
De beroepscommissie zal het beklag dan ook ongegrond verklaren nu niet van schending van enig recht krachtens de Bvt is gebleken.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. M.J.H. van den Hombergh en
mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 2 juni 2020.
secretaris voorzitter