Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-20/3748/SGA, 3 juni 2020, schorsing
Uitspraakdatum:03-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          S-20/3748/SGA                      

Betreft [verzoeker]      Datum 3 juni 2020

Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)

1. De procedure

De directeur van de locatie Roermond (hierna: de directeur) heeft op 31 mei 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege het doorgeven van medicatie en het aantreffen van contrabande in verzoekers meerpersoonscel (MPC), ingaande op 31 mei 2020 om 09.45 uur en eindigend op 5 juni 2020 om 09.45 uur.

Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van de mededeling van de secretaris van de beklagcommissie dat het schorsingsverzoek zal worden ingeschreven als klaagschrift.

2. De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de schriftelijke inlichtingen van de directeur, waaronder de schriftelijke verslagen van 30 en 31 mei 2020, volgt dat aan verzoeker een disciplinaire straf is opgelegd vanwege het doorgeven van medicatie en het aantreffen van contrabande in verzoekers MPC.

Op 30 mei 2020 trof het personeel bij een medegedetineerde een enveloppe aan met daarin een pil. Deze pil bleek afkomstig te zijn van verzoeker, waarop het personeel verzoeker hierover heeft aangesproken. Verzoeker heeft verklaard opgelucht te zijn dat hij bij het personeel zijn verhaal kon doen. Hij heeft verklaard dat hij door zijn celgenoot gedwongen is om medicatie, die zijn celgenoot elke avond ontvangt van het personeel, door te geven aan medegedetineerden. Dit ´dealen´ was al weken aan de gang, aldus verzoeker. Verzoeker heeft aangegeven dat hij bang is voor zijn celgenoot. Omdat hij zijn medicatie niet inneemt reageert hij onvoorspelbaar en kan hij uit het niets agressief naar verzoeker reageren. Daarnaast doet hij dagelijks suïcidale uitspraken waardoor verzoeker bang is dat hij zijn celgenoot op een ochtend dood zal aantreffen. Voorts is tijdens een celinspectie in de MPC contrabande aangetroffen, te weten een witte tablet, afscheurde stroken linnengoed en een gebogen ijzeren handvat van een emmer. Verzoeker heeft verklaard dat de stroken linnengoed dienden als douchegordijnbinder en dat hij met het ijzeren handvat van de emmer zijn hand trainde. Verzoeker stelt dat hij spijt heeft van zijn handelingen, maar dat hij geen andere uitweg zag omdat hij bang was voor zijn celgenoot en hij vreesde voor zijn eigen veiligheid. Tijdens een gesprek met de directeur en het afdelingshoofd heeft verzoeker zijn verklaring herhaald.

De directeur stelt dat terecht aan verzoeker een disciplinaire straf is opgelegd, omdat hij met zijn handelen de orde, rust en veiligheid in de inrichting ernstig heeft verstoord. De voorzitter acht echter - voorlopig oordelend - onvoldoende aannemelijk geworden dat verzoeker dermate verwijtbaar heeft gehandeld dat dit de oplegging van een disciplinaire straf rechtvaardigt. De voorzitter betrekt hierbij dat de directeur de verklaring van verzoeker in het geheel niet heeft weersproken, terwijl verzoeker consequent heeft verklaard over zijn handelen en de reden daarvan. Het had dan ook in de rede gelegen als de directeur deze verklaring bij zijn afweging tot het opleggen van de disciplinaire straf - of wellicht een ordemaatregel - had betrokken. Voorts is de aard van de aangetroffen contrabande niet dusdanig dat dit - en ook gelet op de Sanctiekaart 2019 - een langere opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel rechtvaardigt dan het aantal dagen dat verzoeker thans heeft ondergaan.     

Gelet op het voorgaande zal de voorzitter het verzoek toewijzen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing schorsen met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

3. De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.

Deze uitspraak is op 3 juni 2020 gegeven door mr. R.H. Koning, voorzitter, bijgestaan door J.A. van der Veen, secretaris.

secretaris        voorzitter

Naar boven