Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5259/GA, 3 juni 2020, beroep
Uitspraakdatum:03-06-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer          R-19/5259/GA             

           

Betreft [klager]            Datum 3 juni 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van de directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur)

 

1. De procedure

[klager] (hierna: klager) heeft beklag ingesteld tegen een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege verbale agressie tegen personeel, ingaande op 1 oktober 2019 (ZS-ZZ-2019-234).

De alleensprekende beklagrechter heeft op 11 november 2019 het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van €5,-. De uitspraak van de beklagrechter is bijgevoegd.

De directeur heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld.

De beroepscommissie heeft de directeur, klager en zijn raadsman mr. M. de Reus in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van de directeur

De beklagrechter heeft onvoldoende terughoudendheid betracht door het gedrag van klager anders te waarderen dan de directeur. Getoetst diende te worden of de strafoplegging redelijk en billijk is. Op grond van de landelijke sanctiekaart kan voor verbale agressie of bedreigen van personeel een straf worden opgelegd van maximaal veertien dagen strafcel. De directeur verwijst naar jurisprudentie over (RSJ 16 augustus 2013, 13/549/GA) en de memorie van toelichting bij artikel 68 van de Penitentiaire beginselwet (Pbw).

Standpunt van klager

Het klaagschrift is terecht gegrond verklaard. Op grond van artikel 68, tweede lid, aanhef en onder b, van de Pbw moet de beklagrechter alle in aanmerking komende belangen meewegen bij het oordeel of de bestreden beslissing al dan niet redelijk of billijk moet worden geacht. Dat verhoudt zich niet met een terughoudende en marginale toetsing zoals wordt voorgestaan door de directeur. Daar komt bij dat er ten tijde van de beslissing geen toetsbaar sanctiekader was.

 

3. De beoordeling

Uit het schriftelijke verslag over het incident op 1 oktober 2019 kan worden opgemaakt dat klager schreeuwde tegen twee personeelsleden, met moeite meeliep en onderweg nog riep: “Ik krijg jullie nog wel, stelletje kankerhonden”. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur op grond van het voorgaande in redelijkheid een disciplinaire straf heeft kunnen opleggen. Uit de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf volgt dat de disciplinaire straf is opgelegd vanwege ‘verbale agressie’ en ‘het verstoren van de orde, rust en veiligheid’.

Op grond van de landelijke sanctiekaart 2019 kan voor het weigeren van een opdracht van het personeel en verbale agressie een straf worden opgelegd van maximaal drie dagen opsluiting in eigen cel. Voor verbale agressie of bedreiging op fysieke of mentale wijze kan maximaal veertien dagen opsluiting in een strafcel of een andere verblijfsruimte dan een strafcel worden opgelegd. De beroepscommissie is van oordeel dat de hiervoor beschreven gedragingen kunnen worden geschaard onder de laatst genoemde categorie. De hoogte van de opgelegde straf acht de beroepscommissie, gelet op de aard en de ernst van de uitlatingen onder deze  omstandigheden en gelet op de landelijk sanctiekaart 2019, niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

Deze uitspraak is op 3 juni 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, U.P. Burke en mr. D. van der Sluis, leden, bijgestaan door mr. K. Kiela, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven