Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2734/TP, 12 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:12-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2734/TP

betreft: [klager] datum: 12 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 28 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 18 november 2003 verlengd tot 16 februari 2004.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 6 februari 2003 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 21 februari 2003. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda.
De Minister heeft aangegeven bij beschikking d.d. 19 november 2003 te hebben besloten tot plaatsing van klager in FPI De Rooyse Wissel te Venray. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft niet binnen zeven dagen na de datum van de schriftelijke mededeling van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn beroep kunnen instellen, omdat hij die mededeling pas in de week van 24 november 2003 heeftontvangen.
Via de binnenreclassering heeft klager vernomen dat hij “na één jaar passant te zijn nadat het vonnis is uitgesproken (dus d.d. 21-2-2004)” recht heeft op een schadevergoeding van € 600,= per maand.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager kan in zijn beroep worden ontvangen, nu de datum van uitreiking van de bestreden beslissing aan klager niet meer is te achterhalen.
Het beroep zal formeel gegrond zijn. Weliswaar is klager tijdig, op 12 november 2003, gehoord, maar niet valt te achterhalen of het bericht d.d. 14 november 2003 inzake de verlenging tijdig aan klager is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager negen maanden in een h.v.b. Klagerverblijft thans op een bijzondere zorgafdeling.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b.onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. De opgevraagde medische verklaring zal na ontvangst wordn doorgezonden.

4. De beoordeling
Volgens de inlichtingen van de Minister valt niet meer te achterhalen wanneer de bestreden beslissing aan klager is uitgereikt. Klager heeft verklaard dat hij de bestreden beslissing in de week van 24 november 2003 heeft ontvangen.Gelet hierop kan klager in zijn beroep worden ontvangen.

Klager is op 12 november 2003 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 18 november 2003 is verstreken. Vervolgens is hij bij brief d.d. 14 november 2003, die volgens de Minister op een niet meer te achterhalendatum aan klager is uitgereikt, geïnformeerd over de verlenging daarvan. Nu de datum van uitreiking kennelijk niet is geregistreerd en klager heeft verklaard dat de uitreiking in de week van 24 november 2003 heeft plaatsgevonden,gaat de beroepscommissie er van uit dat klager na het verstrijken van de passantentermijn bericht inzake de verlenging van zijn passantentermijn heeft ontvangen.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op formele grond teworden vernietigd.

Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was ten tijde van de bestreden beslissing (negen maanden) nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afwegingvan alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.
Gelet op het vorenoverwogene komt klager vanwege de duur van zijn passantentermijn ten tijde van de bestreden beslissing nog geen tegemoetkoming toe. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie wordt, wanneer als gevolg vande bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn deze termijn langer dan twaalf maanden gaat duren, een tegemoetkoming vastgesteld op € 600,= (dus vanaf de dertiende maand van de passantentermijn). Overeenkomstig dezejurisprudentie pleegt de Minister een aanbod tot een tegemoetkoming te doen in de schriftelijke mededeling van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn als die termijn door de beslissing langer dan twaalf maanden zalgaan duren. Dit zal naar verwachting voor klager gelden bij de eerstvolgende beslissing tot verlenging van de passantentermijn (met ingang van 16 februari 2004).

Uit de medische verklaring d.d. 9 januari 2004 van de Forensisch Psychiatrische Dienst Breda blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een h.v.b. als onverantwoordmoest worden beschouwd.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 18 november 2003 tot 16 februari 2004. Nu de bestreden beslissing op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid onder b, inverbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klager ineen tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 18 november 2003 tot 16 februari 2004.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 februari 2004

secretaris voorzitter

Naar boven