Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5644/TA, 24 maart 2020, beroep
Uitspraakdatum:24-03-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer: R-19/5644/TA

 

betreft: [klager]

datum: 24 maart 2020

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. N.A. Heidanus namens […], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 23 december 2019 van de beklagcommissie bij de Pompestichting, verder te noemen de instelling, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2020, gehouden op de afdeling 2A van de Pompestichting, locatie Vught,  zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn  raadsman mr. N.A. Heidanus, en namens het hoofd van de instelling [...], jurist, en […], hoofd van dienst.

Het lid mr. dr. A.M.G. Smit was in verband met ziekte verhinderd om ter zitting te verschijnen en heeft op grond van de stukken de zaak mede beoordeeld.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft a. de plaatsing van klager op de afdeling voor (zeer) intensieve zorg (ZISZ-afdeling) met ingang van 23 oktober 2019, b. de afzondering van klager ingaande op 23 oktober 2019 en c. de verlenging van de afzondering ingaande op 20 november 2019 (PV 2019/023, -24 en -28).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de instelling

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

Klager zit al een tijd goed in zijn vel, is relaxt. Er hebben al langere tijd geen incidenten plaatsgevonden. De instelling doet allerlei aannames die niet onderbouwd zijn. Veel wordt op gevoel gedaan. Zo zou volgens het hoofd van dienst klagers dochter de behandelcoördinator onder druk hebben gezet, terwijl dit wordt betwist door de behandelcoördinator. Klagers laatste ontvluchtingspoging dateert van 2014. Dat klager zich in zes jaar tijd heeft verbeterd, wordt niet voor mogelijk gehouden. Het is tijd dat er een streep wordt getrokken door de maatregelen. Zijn EVBG-status is 16 december 2019 afgelopen, maar hij verblijft nog steeds op de ZISZ-afdeling. De EVBG-status is niet verlengd. De beroepscommissie heeft klagers beroep tegen een eerdere plaatsing, RSJ 22 maart 2019, R-18/1859/TA en R-18/1886/TA, gegrond verklaard. Binnen zes dagen na die uitspraak is klager overgeplaatst, naar de EBI in Vught omdat er nog geen plaats was op de ZISZ-afdeling. Hij heeft zes maanden en tien dagen op de EBI verbleven. De beroepscommissie had in haar uitspraak duidelijk gezegd dat klager niet meer afgezonderd diende te worden. Afzondering is standaard op de afdeling 2A. In tien jaar detentie is klager nooit afgezonderd. Sinds september 2016 is hij afgezonderd. Sinds 2016 is er geen sprake van recidive. De bestreden beslissingen zijn enkel gestoeld op aannames/gevoelens. Het is oude wijn in nieuwe zakken. Er is sprake van een rigide tunnelvisie. Op de EBI heeft klager laten zien dat hij prima kan functioneren als er contact is met medegedetineerden en dat hij met medegedetineerden kan omgaan. Klager mag op de afdeling 2A niet beschikken over zijn eigen radio en tv. Hij heeft het gevoel dat de strop telkens verder wordt aangetrokken. Hij is nu 55 jaar oud en is op zoek naar rust.

Namens het hoofd van de instelling is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.

De bestreden beslissingen zijn genomen op basis van feiten. Er is sprake van elf (pogingen tot) uitbra(a)k(en) tijdens zijn detentie en tbs. De pogingen tot ontvluchting die hij heeft ondernomen waren in een vergevorderd stadium. Dit mag niet opnieuw gebeuren. Klager is heel inventief. Hij is vluchtgevaarlijk en is niet voor niets op de ZISZ-afdeling geplaatst. Na zijn plaatsing op de ZISZ afdeling heeft het personeel zich voorzichtig/terughoudend opgesteld. Met kleine stappen worden zijn vrijheden uitgebreid. Het is mogelijk dat zijn vrijheden kunnen worden uitgebreid met sporten, luchten op een langere strook of op het sportterrein maar het is lastig om te zeggen of klager daarvoor in aanmerking kan komen. De huidige setting zorgt ervoor dat er geen incidenten plaatsvinden. Een nieuwe poging tot ontvluchting dient te worden voorkomen. Dat klager in de EBI contact had met medegedetineerden is anders dan contact hebben met medeverpleegden. De plaatsing in de EBI was een noodgreep omdat er nog geen kamer vrij was op de ZISZ-afdeling. Klager heeft nog steeds een EVBG-status en had ten tijde van de bestreden beslissingen een EVBG-status.

Door het secretariaat van de Raad is op 6 maart 2020 aan het hoofd van de instelling verzocht om na te gaan of klagers EVBG-status is verlengd. Diezelfde dag is een brief van 31 december 2019 van de Minister voor Rechtsbescherming per e-mailbericht aan het secretariaat overgelegd. Een afschrift van die brief is aan klager en zijn raadsman verstrekt.

 

3.         De beoordeling

Klager, aan wie voor de tweede maal een tbs met verpleging van overheidswege is opgelegd, heeft elf maal tijdens de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of tbs maatregel, geprobeerd te ontvluchten, ook vanuit de EBI. Aan klager is een EVBG-status toegekend en in FPC Dr. S. van Mesdag is hij geplaatst op een afdeling voor zeer intensieve zorg. Vanuit deze tbs-instelling is voor hem plaatsing in een longstayvoorziening aangevraagd. De Minister voor Rechtsbescherming heeft bij beslissing van 6 juli 2018 bepaald dat klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting met een hoog beveiligingsniveau wordt geplaatst. Het door klager tegen die beslissing ingestelde beroep is bij uitspraak van de beroepscommissie (RSJ 16 januari 2019, R-18/1389/TB) ongegrond verklaard.

Omdat er nog geen plaats vrij was op de ZISZ-afdeling van de longstayvoorziening van de Pompestichting is klager, na overplaatsing uit FPC Dr. S. van Mesdag, tijdelijk in de EBI geplaatst van waaruit hij op 23 oktober 2019 is overgeplaatst naar de ZISZ afdeling, afdeling 2A, van de longstayvoorziening. Daar wordt hij afgezonderd.

Gelet op klagers voorgeschiedenis en met name de vele (pogingen tot) ontvluchting(en) en in aanmerking genomen dat klager ten tijde van de bestreden beslissingen pas kort op de afdeling 2A verbleef, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissingen onder a. en b. niet als onredelijk of onbillijk kunnen worden aangemerkt. Na overplaatsing uit een ander FPC heeft het hoofd van de instelling het belang van het leren kennen van klager door het personeel en het opbouwen van een behandelrelatie met hem mogen laten meewegen. Dat, gelet op klagers vluchtgevaarlijkheid, zeer voorzichtig wordt bezien of zijn vrijheden kunnen worden uitgebreid, rechtvaardigt naar het oordeel van de beroepscommissie ook de verlenging van klagers afzondering als vermeld onder c.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. dr. A.M.G. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 maart 2020.

 

 

 

            secretaris                       voorzitter

 

Naar boven