Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2657/SGA, 11 december 2019, schorsing
Uitspraakdatum:11-12-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2657/SGA

Betreft : [verzoeker]   datum: 11 december 2019

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. F.W.M. Hopmans, namens […], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Hoogvliet.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 5 december 2019, inhoudende – zo begrijpt de voorzitter – het intrekken van verzoekers extra vrijheden in het kader van het verdienprogramma.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 5 december 2019 (Ho-2019-000477) alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 6 december 2019.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.

Namens verzoeker wordt gesteld dat hij geen schriftelijke degradatiebeslissing heeft ontvangen, maar dat alleen de groene kaart op zijn celdeur is vervangen door een rode kaart. Volgens verzoeker is hij gedegradeerd naar het basisprogramma naar aanleiding van een onterecht opgelegde disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie. Voorts stelt verzoeker dat één disciplinaire straf onvoldoende is om gedegradeerd te kunnen worden. Volgens verzoeker is de degradatiebeslissing disproportioneel.

Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker niet is gepromoveerd of gedegradeerd. De directeur geeft aan dat op beide afdelingen van het huis van bewaring van de locatie Hoogvliet een project met een verdienprogramma is ingevoerd. De directeur omschrijft dat de gedetineerden die goed en positief functioneren op de afdeling door het team één dag per week extra vrijheden aangeboden krijgen. Dit betekent dat zij tussen de programmaonderdelen niet worden ingesloten en op de afdeling kunnen recreëren. De directeur geeft aan dat bij de oplegging van een disciplinaire straf – zoals in verzoekers geval – de extra vrijheden worden ingetrokken. De voorzitter overweegt – voorlopig oordelend – dat verzoeker geen rechten kan ontlenen aan het verdienprogramma. De directeur heeft in redelijkheid de bestreden beslissing kunnen nemen, nu verzoeker disciplinair is gestraft en daarmee geen ‘goed en positief gedrag’ heeft vertoond op grond waarvan gedetineerden extra vrijheden toegekend kunnen krijgen in het kader van het verdienprogramma. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek af.

 

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 11 december 2019.

 

secretaris                                voorzitter

 

Naar boven