Nummer R-19/5491/GM
Betreft [klaagster] Datum 25 mei 2020
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster] (hierna: klaagster)
1. De procedure
Klaagster heeft beroep ingesteld tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Ter Peel te Sevenum (hierna: de inrichtingsarts). Klaagster beklaagt zich erover dat:
a. de celinrichting niet in orde is;
b. het bedlampje vies en stuk is;
c. het matras te hard is, en
d. er op cel gerookt mag worden.
De medisch adviseur bij het ministerie van Justitie & Veiligheid heeft bemiddeld. Het bemiddelingsverslag bevindt zich in het dossier.
De beroepscommissie heeft klaagster en de inrichtingsarts in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Klaagster heeft het verslag van bemiddeling van 21 november 2019 naar eigen zeggen op 5 december 2019 ontvangen.
Klaagster is op 26 september 2019 binnengekomen in de locatie Ter Peel. Zij moest in het bovenste stapelbed slapen, het leeslampje was vuil en deed het niet. Klaagster heeft dit direct gemeld aan een piw-er, maar op 25 oktober 2019 was het lampje nog steeds niet gemaakt. Klaagster staat doodangsten uit als zij ’s-nachts de glibberige steile trap af moet. Een paar nachten kreeg klaagster pijn in haar rug en bekken. De pijn trok door naar haar linkerbeen en zij kon bijna niet meer lopen. Daardoor kan zij ook niet meer slapen. Klaagster slaapt op een ijzeren plaat die niet veert. Klaagster heeft direct melding gemaakt bij het personeel van haar rugklachten. Zij heeft ook gesproken met de inrichtingsarts. Er waren medische matrassen in de inrichting, maar die zijn weggegooid en er zijn nieuwe matrassen aangeschaft. Klaagster kan daar niet op slapen, juist vanwege de ijzeren plaat. Klaagster heeft veel pijn en niemand heeft wat voor haar willen doen. Ook de inrichtingsarts zei dat er niets aan te doen was. Klaagster is niet onderzocht. Klaagster heeft ook nog om een tweede matras en kussen gevraagd, maar die waren evenmin aanwezig, terwijl er elf in het magazijn lagen. Op 28 oktober 2019 werd op de cel van klaagster een medegedetineerde geplaatst die rookte. Klaagster heeft nog nooit gerookt. Meeroken is net zo ongezond als zelf roken. De stroomdraden hangen open en bloot op cel. Dit is onveilig. Op cel mag gerookt worden. Ook dit is onveilig in verband met het risico op brandstichting.
Klaagster begrijpt dat het verblijf in een gevangenis geen luxe is, maar de basis moet goed geregeld zijn en dat was niet zo. Als klaagster rugklachten krijgt vanwege het slapen op een stalen plaat met een dun matras, moet hier wat aan te doen zijn. Ook het slapen in het bovenste stapelbed is niet bevorderlijk voor haar rug. Klaagster vindt dat zij niet samen met iemand anders op een cel geplaatst kan worden die de gehele dag door rookt. Klaagster ondervindt hiervan nog steeds klachten. Klaagster wil de klachten mondeling toelichten.
Standpunt van de inrichtingsarts
De inrichtingsarts heeft hierop gereageerd door toezending van het medisch dossier van klaagster. De inrichtingsarts die klaagster heeft gesproken, werkt niet meer in de inrichting. De huidige inrichtingsarts heeft geen inhoudelijke aanvullingen op het medisch dossier, omdat hij de casus van klaagster niet kent en haar niet persoonlijk heeft gesproken.
3. De beoordeling
Klaagster heeft verzocht het beroep mondeling te mogen toelichten. Dit verzoek is niet onderbouwd, terwijl de stukken voldoende informatie bevatten om het beroep te kunnen beoordelen. De beroepscommissie wijst het verzoek daarom af.
Klaagster klaagt over (voorzieningen in) haar cel: de inrichting van de cel is niet in orde, het leeslampje is vies en kapot, het matras is te hard en zij zit op een meerpersoonscel met een medegedetineerde die rookt en waarvan zij veel overlast ondervindt.
Het medisch beroepsrecht staat alleen open voor klachten over medisch handelen van de aan de inrichting verbonden arts. De klachten van klaagster betreffen in de eerste plaats aangelegenheden die vallen onder de verantwoordelijkheid van de directeur. Klaagster heeft haar klachten kenbaar gemaakt aan het personeel. Het ligt dan op de weg van de directeur van de inrichting daar het nodige mee te doen. De beroepscommissie is ambtshalve bekend dat van klaagster andere beroepszaken bij de RSJ in behandeling zijn, waarbij ook bovenvermelde klachten aan de orde komen.
Voor zover de klachten niet gaan over het handelen van de inrichtingsarts zal de beroepscommissie zich onbevoegd verklaren hiervan kennis te nemen.
In verband met rugklachten en het verzoek om een andere matras heeft klaagster zich ook gewend tot de medische dienst.
Klaagster is op 10 oktober 2019 gezien door een verpleegkundige. Klaagster meldde door het matras en de niet verende plaat daaronder veel last van haar onderrug te hebben. De verpleegkundige heeft klaagster ingepland op het spreekuur van de huisarts, die haar de volgende dag heeft gezien. De huisarts heeft volgens haar aantekening in het medisch dossier uitleg gegeven over het systeem dat iedereen over hetzelfde matras beschikt en te kennen gegeven dat klaagsters verzoek om een ander matras niet wordt gehonoreerd.
Een medisch matras bestaat niet. Hoogstens kan worden gesproken van een niet-standaard of aangepast matras waarvoor gekozen kan worden in gevallen waarin men in verband met aanhoudende klachten met een standaardmatras niet uitkomt. Klaagster is door zowel de verpleegkundige als de huisarts gezien in verband met haar onderrugklachten. De inrichtingsarts heeft het verzoek om een ander matras niet gehonoreerd. De daarin besloten liggende beoordeling dat de situatie van klaagster, die geen pijnmedicatie wilde innemen, niet zo was dat zij vanwege aanhoudende klachten niet met een standaardmatras uit kon komen, kan naar het oordeel van de beroepscommissie de toets der kritiek doorstaan. Van belang hierbij is ook dat volgens klaagster het probleem ten minste gedeeltelijk werd veroorzaakt door de niet verende plaat, waarvoor de inrichtingsarts geen oplossing kon bieden. Het medisch dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de inrichtingsarts wat betreft de door klaagster gepresenteerde rugklachten meer had kunnen en moeten doen.
Het handelen van de inrichtingsarts kan daarom niet worden aangemerkt als in strijd met de norm van artikel 28 van de Penitentiaire maatregel. De beroepscommissie zal het beroep in zoverre ongegrond verklaren.
Schijnbaar is verwarring ontstaan over een tweede matras die in de inrichting voor klaagster beschikbaar zou zijn. Dit is echter ook geen aangelegenheid die onder de verantwoordelijkheid van de inrichtingsarts valt.
Wat betreft het roken op een meerpersoonscel merkt de beroepscommissie op dat de directeur van de inrichting verantwoordelijk is voor de handhaving van het in de inrichting geldende rookverbod en de uitzonderingen daarop voor de eigen cel en verblijfsruimten van gedetineerden. De inrichtingsarts heeft daarin geen specifieke verantwoordelijkheid, behalve in het geval de medische status van de individuele gedetineerde het noodzakelijk maakt te interveniëren. Het medisch dossier bevat geen medische aanknopingspunten voor een dergelijke interventie. Dit staat uiteraard los van de verwachting dat de medische dienst aspecten rond de handhaving van het rookbeleid met de directeur bespreekt. Dit is echter een aangelegenheid die betrekking heeft op het in de inrichting in algemene zin te volgen beleid.
Beslist wordt als volgt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover klaagster klaagt over het handelen van de inrichtingsarts in verband met haar rugklachten en verklaart zich voor het overige onbevoegd.
Deze uitspraak is op 25 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. drs. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter, drs. K.M.P.A.M. Habryka en drs. P.J.M. van Puffelen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris.
secretaris voorzitter