Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/5604/GB, 22 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/5604/GB             

                                   

Betreft [klager]            Datum 22 mei 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 6 november 2019 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel.

Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 17 december 2019 het bezwaar ongegrond verklaard.

Klagers raadsman, mr. M. Broere, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klager heeft een procedure lopen tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning. Deze procedure zal gedurende klagers detentie afgerond zijn. Klager ziet de uitkomst daarvan met vertrouwen tegemoet. In bijzondere gevallen kan worden afgeweken van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Daarvan is in dit geval sprake. Klager heeft nog een lange detentie in het vooruitzicht en er is nog geen sprake van voorbereidingen voor zijn vertrek naar het land van herkomst. Daarnaast zal klagers hoger beroep dit jaar niet inhoudelijk worden behandeld. Verweerder heeft geen zwaarwegend belang om klager in de PI Ter Apel te plaatsen. Klager verwijst in dat kader naar RSJ 12 december 2019, R-19/4930/GB.

Klager heeft zwaarwegende belangen bij het verblijven in de PI Nieuwegein. Klagers netwerk – onder andere bestaande uit zijn vriendin en twee jonge kinderen – komt uit de omgeving van Utrecht. Klagers netwerk kan hem bezoeken in de gevangenis van de PI Nieuwegein, omdat de reisafstand en de reistijd dit mogelijk maken. Bij een plaatsing in de gevangenis van de PI Ter Apel zal het voor klagers netwerk onmogelijk zijn hem regelmatig te bezoeken en zal klagers goede contact met zijn netwerk onder druk komen te staan. Dit is in strijd met het recht op family life ex artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Uit de bezoekerslijst blijkt dat klager sinds zijn plaatsing in de PI Ter Apel geen enkele keer bezoek heeft gehad van zijn familie. Hij leeft daarmee een geïsoleerd bestaan. De arts van klagers vriendin weigert momenteel om haar medische problematiek in een medische verklaring neer te leggen. De reisafstand maakt het voor klagers vriendin bezwaarlijk om met een jong kind naar de PI Ter Apel af te reizen en zij zal om klager te kunnen bezoeken vrij moeten nemen van haar werk. Daarnaast heeft klager met zijn vriendin ook een jong schoolgaand kind dat alleen in de schoolvakanties haar vader kan bezoeken. Het contact door middel van Skype kan niet dienen ter vervanging van bezoek van naasten. Vanuit de inrichting wordt geen enkele moeite gedaan om voor klager bezoek te organiseren. Zelfs al was het de inrichting gelukt om eenmaal bezoek te organiseren, dan betekent dat nog niet dat klager zijn vriendin en kinderen met regelmaat zou kunnen zien.

Klager heeft recht op een eerlijk proces ex artikel 6 van het EVRM. Klagers voorkeursadvocaat is niet in staat hem te bezoeken, omdat de reisafstand tussen de PI Ter Apel en de vestigingsplaats – waar klagers advocaat kantoor houdt – zo groot is dat het reizen op zich al een werkdag in beslag neemt. Van klagers advocaat kan niet worden verlangd dat hij volledige werkdagen vrij houdt voor korte gesprekken met klager. Klager wil zich niet door een andere advocaat laten bijstaan, maar als klagers advocaat van het begin af aan had geweten dat klager in de PI Ter Apel zou worden geplaatst, had hij de verdediging van klager niet op zich genomen. Nadat klagers advocaat met klager een vertrouwensrelatie had opgebouwd en er een processtrategie was uitgestippeld, werd echter pas duidelijk dat klager geplaatst werd in de PI Ter Apel. De overheid belemmert het contact tussen klager en zijn advocaat. Klager kan zich op deze manier niet goed voorbereiden op zijn strafzaak in hoger beroep. Het is ook niet mogelijk de details van zijn strafzaak telefonisch met zijn advocaat te bespreken, omdat de vertrouwelijkheid niet gegarandeerd kan worden. Klager ondervindt veel stress van de gevolgen van de plaatsing in de PI Ter Apel. Hij verzoekt om terugplaatsing naar de PI Nieuwegein en hem een compensatie toe te kennen.

 

Standpunt van verweerder

Bij de plaatsing in een inrichting voor veroordeelde strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen heeft verweerder slechts één keuze, en dat is de PI in Ter Apel. Bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is navraag gedaan naar de stand van zaken in klagers vreemdelingenprocedure. Dat er nog geen beslissing op bezwaar is genomen over de verblijfsstatus van klager, doet niets af aan de bestreden beslissing, omdat de lopende procedure geen schorsende werking heeft. Nu klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, voldoet hij aan de eisen om in de PI Ter Apel geplaatst te worden.

Uit het beroepschrift wordt niet duidelijk, althans wordt niet schriftelijk onderbouwd, waarom klagers netwerk niet in staat is hem te bezoeken, anders dan door de reisafstand. Klager heeft bij zijn beroepschrift een bijlage meegestuurd waarin de vriendin van klager kenbaar maakt wegens medische redenen niet met hun twee kinderen te kunnen afreizen naar de PI Ter Apel. Klager heeft niet door middel van een advies van de medisch adviseur van de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) aangetoond dat overplaatsing naar een andere inrichting vanwege medische gronden is aangewezen. Nu een IMA-advies ontbreekt, is zijn standpunt in zoverre onvoldoende onderbouwd. Klager heeft voor het onderhouden van contact met zijn netwerk de mogelijkheid in de PI Ter Apel gebruik te maken van Skype.

Klagers stelling dat hij door de reisafstand in het contact met zijn advocaat wordt belemmerd, kan worden aangemerkt als inherent aan de functie van advocaat. Het is bij plaatsingen van gedetineerden onmogelijk om met de vestigingsplaats van de advocaat rekening te houden.

 

3. De beoordeling

Klager verbleef in de gevangenis van de PI Nieuwegein. Op 8 november 2019 is hij in de gevangenis van de PI Ter Apel geplaatst, omdat hij niet rechtmatig in Nederland verblijft. Klager wil teruggeplaatst worden naar de gevangenis van de PI Nieuwegein, omdat deze inrichting gemakkelijker te bereiken is voor zijn netwerk en hij beter contact kan onderhouden met zijn advocaat.

Uit de (kennelijk telefonisch verkregen) inlichtingen van verweerder blijkt dat de IND op 17 december 2019 (nogmaals) duidelijk heeft gemaakt dat klager geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Verweerder kan en mag ervan uitgaan dat deze inlichtingen kloppen.

Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:

-           voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);
-           een vrijheidsstraf; of
-           een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.

Op grond van het derde lid van dit artikel kan hiervan worden afgeweken. Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie moet daarvoor echter sprake zijn van uitzonderlijke omstandigheden.

De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Onweersproken is dat klager op dit moment geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Hij voldoet aan de eisen van artikel 20b van de Regeling en moet dus in beginsel in de PI Ter Apel worden geplaatst.

Klager heeft geen inzicht gegeven in de medische omstandigheden die maken dat zijn vriendin niet (langer) in staat zou zijn hem te bezoeken, anders dan dat de reisafstand bezwaarlijk voor haar is. De beroepscommissie begrijpt dat het voor klagers vriendin vervelend is om (met hun kinderen) naar de PI Ter Apel af te moeten reizen, maar dit is in dit geval onvoldoende zwaarwegend om een uitzondering op het geldende beleid te rechtvaardigen.

Dat geldt ook voor de reisafstand voor de advocaat. Klagers strafrestant (tot 11 februari 2023) is niet zodanig lang dat dit tot een ander oordeel zou moeten leiden. Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, kan de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 22 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. M. Iedema en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. S. van Noordt, secretaris.

             

secretaris        voorzitter

Naar boven