Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-19/4045/GA, 26 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:26-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-19/4045/GA 

                                   

Betreft [klager]            Datum 26 mei 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

Klager heeft (voor zover in beroep aan de orde) beklag ingesteld tegen:

a.         het buiten klagers aanwezigheid openen van post van de advocaat (S-2019-0000159); en
b.         de omstandigheid dat het vooraf niet duidelijk is welke producten in de inrichtingswinkel niet leverbaar zijn (S-2019-0000174).

De beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam heeft op 20 juni 2019 het beklag ongegrond verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie is bijgevoegd.

Klagers raadsvrouw, mr. J.J. Serrarens, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en de directeur van de locatie De Schie (hierna: de directeur) in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a.

Het is juist dat bij het aanbieden van de betreffende post geen gebruik is gemaakt van een dubbele envelop, maar de envelop was duidelijk herkenbaar als advocatenpost. De beklagcommissie heeft overwogen dat van een bewuste schending van de regels omtrent geprivilegieerde post niet is gebleken. Klager stelt zich op het standpunt dat sprake moet zijn geweest van een bewuste schending van zijn privacy. De brief van de advocaat is namelijk op aanraden van het personeel in een enkele envelop in de postbus bij de inrichting gedeponeerd. De advocaat heeft de instructies van het personeel gevolgd en mocht er derhalve van uitgaan dat de brief ongeopend aan klager ter hand gesteld zou worden. Als binnen de inrichting getwijfeld zou zijn aan de aard van de post dan had het op de weg gelegen van het personeel de envelop te openen in het bijzijn van klager of om diens advocaat te bellen.

 

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b.

Het gaat om een structureel probleem. Iedere week wordt namelijk een deel van de bestellingen die klager plaatst bij de inrichtingswinkel niet geleverd. De directie onderneemt geen enkele actie om te realiseren dat alle bestelde producten daadwerkelijk worden geleverd. Op geen enkele wijze wordt gecommuniceerd welke producten op de winkellijst niet leverbaar zijn en de gedetineerden gaan er dan ook vanuit dat alle producten die op de lijst voorkomen leverbaar zijn. Op de directeur rust de zorgplicht om een oplossing te zoeken voor het feit dat niet alle producten die op de lijst staan, leverbaar zijn en, als dat niet mogelijk is, een alternatief aan te bieden.

 

Standpunt van de directeur

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

 

3. De beoordeling

Beklag a.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers poststuk is herkend als advocatenpost en dat dit poststuk buiten de aanwezigheid van klager is geopend. Onweersproken is dat klagers raadsvrouw op 7 maart 2019 de envelop op aanraden van het personeel in een (enkele) gesloten envelop in de postbus buiten de inrichting heeft gedeponeerd. De Regeling geprivilegieerde post gedetineerden regelt de wijze van verzending van brieven aan en door personen en instanties als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pbw. Indien een aan klager gerichte brief evident afkomstig is van een instantie als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Pbw, dient de directeur de brief, er vanuit gaande dat deze niet in een dubbele enveloppe is aangeboden, op grond van artikel 3, derde lid, van de Regeling in het bijzijn van klager te openen. Nu dit niet is gebeurd, dient het beroep van klager gegrond te worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager van € 5,-.

Beklag b.

De klacht ziet op een structureel probleem van producten die bij de inrichtingswinkel worden besteld maar die naderhand niet leverbaar blijken te zijn. Klager beklaagt zich erover dat op voorhand niet bekend is welke producen niet leverbaar zijn, dat er geen alternatief wordt geboden voor de niet leverbare producten en beklaagt zich over de wijze waarop dit gecommuniceerd wordt met de gedetineerden.

Klagers stelling dat er sprake is van een structureel probleem van niet leverbare producten is niet nader onderbouwd. Het noemen van enkele producten die een keer niet leverbaar waren is onvoldoende. Het had op klagers weg gelegen om aan te tonen welke producten op welke data dan niet leverbaar waren. Hetgeen inzake beklag b. in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom in zoverre ongegrond worden verklaard.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €5,-.

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

 

 

Deze uitspraak is op 26 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M. Iedema, voorzitter, mr. D. van der Sluis en U.P. Burke, leden, bijgestaan door mr. M.S. Ferenczy, secretaris.

 

 

             

secretaris        voorzitter

Naar boven