Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-20/6702/GV, 11 mei 2020, beroep
Uitspraakdatum:11-05-2020

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          R-20/6702/GV             

           

Betreft [klager]            Datum 11 mei 2020

 

Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klager] (hierna: klager)

 

1. De procedure

De Minister voor Rechtsbescherming (hierna: verweerder) heeft op 14 april 2020 klagers verzoek tot strafonderbreking afgewezen.

Klagers raadsvrouw, mr. B.N.R. Maenen, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.

De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsvrouw en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.

 

2. De standpunten in beroep

Standpunt van klager

Klagers schoonvader is besmet geraakt met het coronavirus. Hij is aanvankelijk opgenomen op de Intensive Care (IC) van het Maastricht Universitair Medisch Centrum Plus (UMC+). De prognose was slecht.

Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd, omdat het vanwege de beperkte bezoekmogelijkheden op de IC nog maar de vraag was of klager zijn schoonvader zou kunnen bezoeken. Klagers vrouw heeft dit echter nagevraagd en klager zou een van de drie personen zijn die zijn schoonvader zouden mogen bezoeken.

De politie heeft negatief geadviseerd, omdat het verlofadres te dicht bij het adres van het slachtoffer zou zijn gelegen. Dit verbaast klager, want hij heeft hier al eerder een verlof doorgebracht. Ook het tweede verlof op dat adres was al goedgekeurd. Hij heeft daar tussen zijn aanhouding en de aanvang van zijn detentie tweeënhalf jaar verbleven zonder incidenten.

De medisch adviseur bij de afdeling Individuele Medische Advisering (IMA) heeft negatief geadviseerd, omdat klagers schoonvader in het ziekenhuis wordt verzorgd en klager dus geen zorg hoeft te leveren. Klagers schoonvader heeft de IC van het Maastricht UMC+ inmiddels verlaten. Het Zuyderland Ziekenhuis, waar hij tijdelijk heeft verbleven, heeft met de familie besproken dat klagers schoonvader intensieve zorg nodig heeft na het verlaten van het ziekenhuis. Hij verblijft nu in een revalidatiekliniek in Voerendaal, hoewel de familie dat had willen voorkomen. Binnen een paar weken mag hij naar huis, mits hij de benodigde zorg kan krijgen. Het is een grote, stevige man. Zijn vrouw en klagers vrouw zijn niet in staat om hem de benodigde zorg te leveren. Klagers zwager werkt zelf in de zorg en kan zijn schoonvader dus ook niet helpen. Klager is daarom de aangewezen persoon om de benodigde zorg te leveren.

Klager kan veertien dagen in thuisquarantaine verblijven (of buiten de inrichting worden behandeld, als hij symptomen zou vertonen), voordat hij terugkeert naar de inrichting. Dat voorkomt verspreiding van het coronavirus binnen de inrichting. Binnen de maximale strafonderbrekingsduur van drie maanden – waar om wordt verzocht – is dat goed te doen. In het Detentiecentrum (DC) Zeist wordt overigens niets gedaan tegen de verspreiding van het virus, dus klager is veiliger daarbuiten.

Klager heeft een uitstekende band met zijn schoonvader. De afwijzing heeft een grote impact op hem gehad. Hij lijdt aan PTSS, angsten en paniekaanvallen. Hij heeft hiervoor psychische hulp gevraagd binnen de inrichting. Op dit moment nemen zijn klachten alleen maar toe. Strafonderbreking zou dus ook voor klagers gezondheid wenselijk zijn. Alle reguliere verloven zijn ingetrokken, dus klager heeft geen andere mogelijkheid om zijn schoonvader te bezoeken.

Het recidiverisico en het risico op onttrekken worden als laag ingeschat. Klager werkt gedurende zijn gehele detentie al goed mee aan herstel en resocialisatie.

 

Standpunt van verweerder

Klagers stelling dat hij een van de drie personen was die zijn vader in het Maastricht UMC+ had mogen bezoeken, is niet onderbouwd. Volgens de medisch adviseur is er geen noodzaak om klager strafonderbreking te verlenen. Uit het beroepschrift blijkt bovendien dat zijn schoonvader buiten levensgevaar is. Het is begrijpelijk dat klager zijn schoonvader wil verzorgen, maar dat is geen zodanig bijzondere omstandigheid dat strafonderbreking zou moeten worden verleend. Hoewel klager eerder op verlof is geweest op het opgegeven verlofadres, heeft het OM negatief geadviseerd, omdat het jonge slachtoffer op slechts negenhonderd meter afstand van dit adres woont.

 

Uitgebrachte adviezen

De directeur van de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, gelet op de andere adviezen.

Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat deze niet is onderbouwd, bezoekmogelijkheden op een IC sterk zijn teruggedrongen en het de vraag is of klager na de strafonderbreking kan terugkeren in de inrichting, vanwege besmettingsgevaar.

De politie heeft zich van advies onthouden, maar erop gewezen dat er meerdere redenen zijn om de verlofaanvraag af te wijzen.

 

3. De beoordeling

Klager is sinds 30 juli 2019 gedetineerd. Hij ondergaat een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – het plegen van ontuchtige handelingen met iemand tussen de twaalf en vijftien jaar oud, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam. De einddatum van klagers detentie is momenteel bepaald op 17 januari 2021.

In artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking, aanvankelijk om op bezoek te gaan bij zijn schoonvader en thans – zo begrijpt de beroepscommissie – om voor zijn schoonvader te kunnen zorgen. De beroepscommissie zal hieronder ingaan op beide gronden.

 

Bezoek

Op grond van artikel 36, in verbinding met artikel 23, van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende schoonouder van de gedetineerde. Op die grond kan eveneens incidenteel verlof worden verleend (artikel 23 van de Regeling).

De medisch adviseur van de afdeling IMA achtte incidenteel verlof medisch geïndiceerd, omdat de kans dat klagers schoonvader zou overlijden aan het coronavirus destijds als (zeer) hoog werd ingeschat. Verweerder heeft het verzoek evenwel afgewezen, omdat hij aannam dat klager geen toegang zou krijgen tot het ziekenhuis. Hoewel algemeen bekend is dat zeer restrictief werd en wordt omgegaan met bezoek aan coronapatiënten op een IC, wordt niet duidelijk waar verweerder zijn aanname in dit concrete geval op heeft gebaseerd. De medisch adviseur van de afdeling IMA mag geacht worden minstens zo goed op de hoogte te zijn van de situatie op de IC’s.

Volgens klager zou hij één van de drie personen zijn die zijn schoonvader zouden mogen bezoeken. Die mogelijkheid kan op basis van het dossier niet worden uitgesloten, terwijl van navraag van verweerder bij het betreffende ziekenhuis niet is gebleken. Tot slot is van belang dat op dit moment niet vaststaat dat incidenteel verlof dan wel strafonderbreking in het geheel onmogelijk is in verband met de maatregelen die de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) treft om verspreiding van het coronavirus binnen de inrichting tegen te gaan (vgl. RSJ 1 mei 2020, R-20/6593/GV).

 

Verzorging

Strafonderbreking kan op grond van artikel 36 van de Regeling worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder.

De beroepscommissie begrijpt klagers wens om voor zijn schoonvader te zorgen. Uit de tekst en toelichting (Stcrt. 1998, 247, p. 22) van artikel 36 van de Regeling blijkt echter dat de verzorging van een schoonouder (door de wetgever bewust) niet is genoemd als grond voor strafonderbreking. Om die reden is strafonderbreking niet aan de orde.

 

Conclusie

Gelet op het voorgaande is de bestreden beslissing – die betrekking had op klagers bezoek aan zijn schoonvader op de IC – onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Nu klagers schoonvader inmiddels niet meer in levensgevaar verkeert en strafonderbreking voor de verzorging van zijn schoonvader niet aan de orde is, zal de beroepscommissie verweerder niet opdragen om een nieuwe beslissing te nemen. Zij ziet ook geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

 

4. De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.

 

 

Deze uitspraak is op 11 mei 2020 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. S. Djebali, voorzitter, F. van Dekken en mr. J.M.L. Niederer, leden, bijgestaan door mr. P. de Vries, secretaris.

      

secretaris        voorzitter

Naar boven