nummer: R-19/3987/GA, R-19/3988/GA en R-19/3997/GA
betreft: [Klager] datum: 3 december 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. M. Iwema, namens [Klager], verder te noemen klager, en van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, gericht tegen de uitspraken van 7 juni 2019 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde locatie, en van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep die in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 september 2019, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is de raadsman van klager, mr. M. Iwema, gehoord. Hoewel klager op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. de bijzondere voorwaarden verbonden aan het verlof gedurende klagers verblijf in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) die zijn opgelegd bij beslissing van 13 februari 2019 (ZB-2019-169);
b. de bijzondere voorwaarden verbonden aan het verlof gedurende klagers verblijf in een z.b.b.i. die zijn opgelegd bij beslissing van 3 oktober 2018 (ZB-2019-678).
De beklagrechter heeft het beklag onder a. en b. gegrond verklaard. Voor het beklag onder a. is een tegemoetkoming toegekend van € 5,= per dag of dagdeel dat klager met een enkelband op verlof is gegaan. Voor het beklag onder b. is geen tegemoetkoming toegekend vanwege de samenhang met de klacht onder a., een en ander op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – kort en zakelijk weergegeven – toegelicht. Het beklag onder nummer ZB-2019-169 ziet op een periode vanaf februari 2019, terwijl het beklag onder nummer ZB-2019-678 ziet op de periode vanaf oktober 2018. Dat klager alleen voor de periode vanaf februari 2019 een financiële tegemoetkoming heeft toegekend gekregen en dat de periode van oktober 2018 tot en met februari 2019 daarbij buiten beschouwing is gelaten, is niet terecht.
Klagers eerste verlof was voor het bijwonen op 19 oktober 2018 van de begrafenis van zijn vader. Vervolgens werd bij zijn selectie voor de z.b.b.i. bepaald dat bij verloven elektronisch toezicht geldt. Hij werkte al buiten de gevangenis voorafgaand aan deelname aan een penitentiair programma. Daardoor heeft hij niet alleen te maken gehad met elektronisch toezicht tijdens vrijheden, maar ook op de momenten dat hij moest werken.
Het beroepschrift richt zich op de periode dat klager in een z.b.b.i verbleef en in dat kader een enkelband droeg. Volgens klager heeft de directeur ten onrechte uit het reclasseringsrapport, waarop hij zich bij de beslissing heeft gebaseerd, geconcludeerd dat het advies aan klager een meldplicht en een locatiegebod op te leggen alleen door elektronisch toezicht kan worden gecontroleerd.
De financiële tegemoetkoming die hij heeft gekregen, is te laag.
De raadsman heeft ten slotte opgemerkt dat de beklagrechter de termijn als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de Pbw heeft overschreden. Klager heeft baat bij een snelle beslissing. De beroepscommissie moet hieraan eens rechtsgevolgen verbinden en beroepen om deze reden gegrond gaan verklaren, aldus de raadsman.
De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in de zaak met beklagnummer ZB-2019-169 als volgt – kort en zakelijk weergegeven – schriftelijk toegelicht. De politie heeft een contactverbod met de slachtoffers geadviseerd. De reclassering heeft naast een meldplicht bij de reclassering een locatie- en contactverbod geadviseerd. Met klager is het reclasseringsrapport besproken. Ook de selectiefunctionaris heeft een contactverbod en een locatiegebod geadviseerd. Controle zou moeten plaatsvinden door elektronisch toezicht. De directeur verwijst hierbij naar RSJ 23 juni 2016, 16/1486/GV. Volgens de directeur is een steekproefsgewijze controle door de politie, zoals door de beklagrechter wordt genoemd, niet alleen onvoldoende, maar ook kan de inrichting geen opdrachten geven aan de politie.
3. De beoordeling
Termijn uitspraak van de beklagcommissie
Met betrekking tot de termijn van de behandeling van de klacht overweegt de beroepscommissie dat in artikel 67, eerste lid, van de Pbw staat dat de beklagcommissie in ieder geval binnen een termijn van vier weken uitspraak doet. Deze termijn kan in bijzondere omstandigheden met ten hoogste vier weken worden verlengd. De wetgever heeft geen rechtsgevolgen aan overschrijding van de in artikel 67 van de Pbw vermelde termijn verbonden. Dit kan in beroep dan ook niet leiden tot een gegrondverklaring.
Inhoudelijk ten aanzien van klachtnummer ZB-2019-169
Uit de onderliggende stukken maakt de beroepscommissie op dat het beklag is gericht tegen de bijzondere voorwaarden die zijn verbonden aan de verloven gedurende klagers verblijf in een z.b.b.i. Op grond van artikel 26, derde lid, van de Pbw in verbinding met artikel 5, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kunnen aan het verlof voorwaarden worden verbonden.
De directeur heeft de bestreden beslissing gebaseerd op adviezen van de politie, de reclassering en de selectiefunctionaris. De politie heeft een contactverbod geadviseerd. De reclassering heeft naast een meldplicht tevens een locatie- en contactverbod geadviseerd. De selectiefunctionaris adviseerde een contactverbod en een locatiegebod, waarbij klager gecontroleerd moet worden met behulp van elektronisch toezicht. De directeur heeft op grond hiervan besloten dat controle via een enkelband op het naleven van vorengenoemde voorwaarden noodzakelijk is.
Gelet op de aard van de bijzondere voorwaarden die zijn gesteld aan klagers verloven, kan de voorwaarde deze te controleren met een enkelband niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. Het beroep van klager zal ongegrond worden verklaard. De financiële tegemoetkoming die aan klager is toegekend zal komen te vervallen.
Inhoudelijk ten aanzien van klachtnummer ZB-2019-678
Het beklag van klager is in die zaak gegrond verklaard. Het beroep in deze zaak is enkel door klager ingesteld en niet door de directeur. Voor zover het beroep is gericht tegen de inhoud van de bestreden beslissing, zal de beroepscommissie klager in het beroep niet-ontvankelijk verklaren, nu tegen een gegrond verklaarde klacht geen beroep openstaat. Voor zover het beroep het niet toekennen van een financiële tegemoetkoming betreft, kan de beroepscommissie zich verenigen met de uitspraak van de beklagrechter. Daarbij slaat de beroepscommissie acht op hetgeen in de beroepzaak met betrekking tot ZB-2018-169 is opgenomen. De uitspraak van de beklagrechter zal worden bevestigd, met verbetering van gronden.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur gegrond en daarmee het beroep van klager ongegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van beklagnummer ZB-2019-169 en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep ten aanzien van beklagnummer ZB-2019-678 voor zover het beroep zich richt tegen het door de beklagrechter gegrond verklaarde deel van zijn klacht. Voor het overige verklaart de beroepscommissie het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, met verbetering van gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. R.H. Koning en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 3 december 2019.
secretaris voorzitter