nummer: R-19/2958/GA
betreft: [klager] datum: 5 december 2019
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Achterhoek te Zutphen, verder te noemen de inrichting, gericht tegen een uitspraak van 21 februari 2019 van de beklagcommissie bij voormelde, inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, betreffende de oplegging van een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder tv, ingaande op 4 januari 2019 wegens het uitschelden van een personeelslid (OH 2019/029), alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur van de p.i. Achterhoek om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Uit het naar waarheid opgemaakte schriftelijk verslag van 5 februari 2019 kan worden opgemaakt dat klager negatief reageerde op de antwoorden die hij kreeg naar aanleiding van een door hem gestelde vraag en boos is weggelopen. Op het moment dat de p.i.w.’er een minuut later de teamkamer verliet, hoorde zij klager heel hard “kankerhoer” roepen. De p.i.w.’er is vervolgens naar klagers cel gelopen en heeft hem gevraagd hoe klager haar noemde. Hierop zou klager gemeld hebben dat zij hem dan maar een rapport moest geven.
Klager stelt dat voorafgaand aan het gesprek met de p.i.w.’er en daarop volgend, hij en zijn celgenoot elkaar uitscholden - waarvan overigens niets is gebleken - en dat “kankerhoer” gericht was tegen zijn celgenoot.
Gelet enerzijds op de boze stemming waarin klager de teamkamer verliet en anderzijds op de omstandigheid dat juist op het moment waarop de p.i.w.’er de teamkamer verliet zij de term “kankerhoer” heel hard waarnam, is de beroepscommissie, anders dan de beklagcommissie van oordeel dat klager wel degelijk op dat moment de p.i.w.’er heeft uitgescholden en dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat klager op dat moment zijn celgenoot aansprak. De beslissing klager de betreffende disciplinaire straf op te leggen, kan daarom niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. T.B. Trotman, voorzitter, mr. dr. A.M.G. Smit en mr. J.A.M. de Wit, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert,secretaris, op 5 december 2019.
secretaris voorzitter