Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2209/JA, 6 februari 2004, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Verlof  v

Uitspraak

nummer: 03/2209/JA

betreft: [klager] datum: 6 februari 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 10 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1985], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 september 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Den Engh te Den Dolder,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 januari 2004, gehouden in de j.j.i. ’t Nieuwe Lloyd te Amsterdam, zijn gehoord namens de directeur van Den Engh de heer [...], senior beleidsmedewerker en fungerend als adjunct-directeur,en de heer [...], sectorhoofd.
De aan klager gerichte uitnodiging om ter zitting te verschijnen heeft hem niet meer bereikt doordat hij, na overplaatsing op 29 december 2003 naar het JOC te Amsterdam, kort nadien in vreemdelingenbewaring is geplaatst teneinde opkorte termijn het land te worden uitgezet.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet doorgaan van klagers zeswekelijks verlof.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep ter toelichting van zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt aangevoerd dat zijn recht om één keer in de zes weken op verlof te gaan hem is ontnomen en dat hij in plaats daarvan een keer in de tweeof drie weken gedurende twee uren zogenoemd binnenbezoek krijgt.

Van directiezijde is in beroep allereerst aangevoerd dat en waarom een vraagteken dient te worden geplaatst bij de ontvankelijkheid van klager in zijn beroep. Voorts is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgttoegelicht. Klager was naar de afdeling Pluto (destijds Heuthorst genaamd) overgeplaatst vanwege een wegloopincident. Ook bleek hij na eerder verlof drugs te hebben ingevoerd. Bij de vraag of het nog wel verantwoord was hem opverlof te laten gaan is tevens zijn thuissituatie meegewogen, die penibel en ingewikkeld was. Besloten is om hem vooralsnog niet langer het reguliere verlof toe te kennen omdat de risico’s voor onttrekking aan het verblijf in deinrichting en voor recidive te groot werden geacht. Klager behield wel zijn gewone bezoekmogelijkheden. Later heeft hij weer een buitenbezoek gehad, waarbij hij ter voorkoming van drugsaankopen werd begeleid door zijn moeder. Hijheeft toen wederom getracht om weg te komen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van klager in zijn beroep overweegt de beroepscommissie als volgt. Haar is bekend dat de beklagrechter enkele (andere) uitspraken heeft gedaan terzake van door klager ingediende klachten, zonderdat in die uitspraken (waarin klager kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn klacht) de desbetreffende klacht is aangeduid. Het beroepschrift, aanvankelijk – kennelijk, gelet op de desbetreffende data – tegen dieuitspraken gericht, is nadien door klager inhoudelijk toegelicht en verstaat de beroepscommissie als gericht tegen (onder meer) bovenvermelde uitspraak van de beklagrechter. Klager zal derhalve in zijn beroep worden ontvangen.

De beroepscommissie overweegt voorts dat bij het al dan niet verlenen van verlof aan een jeugdige met een p.i.j.-maatregel, zoals klager, steeds een afweging moet worden gemaakt tussen het belang van de jeugdige enerzijds en derisico’s die daarbij gelopen worden anderzijds.
Zij stelt conform de beklagrechter vast dat klager zich ten onrechte beroept op een vermeend recht op verlof van eenmaal per zes weken. Klager refereert hierbij kennelijk aan artikel 29 Bjj dat op hem echter niet van toepassing is.
Aannemelijk is geworden dat wat klager betreft sprake was van een eerdere ontvluchting alsmede van drugsinvoer na verlof. Onder die omstandigheden kan de onderhavige beslissing om klager vooralsnog geen verlof meer toe te kennen(welke beslissing diens recht op bezoek onverlet laat), bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in het licht van het bepaalde in artikel 31 Reglement justitiële jeugdinrichtingen, niet onredelijk of onbillijk wordengeacht. Het beroep is derhalve ongegrond.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, prof. dr. R.A.R. Bullens en mr. F.G.A. ten Siethoff, leden, bijgestaan door mr. F.H.L. Cusell-te Gussinklo, secretaris, op 6 februari2004

secretaris voorzitter

Naar boven