nummer: R-623
betreft: [Klager] datum: 19 oktober 2018
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.E. Wielenga, [Klager], verder te noemen klager, gericht tegen een uitspraak van 9 maart 2018 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een voorwaardelijke disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in eigen cel of verblijfsruimte zonder televisie, met een proeftijd van drie maanden (LW-2017-481).
De beklagcommissie heeft het beklag het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager stelt dat hij zich niet onterecht heeft ziekgemeld en dat hij niet verbaal agressief is geweest naar een medegedetineerde.
De directeur stelt in beroep dat de disciplinaire straf is opgelegd naar aanleiding van fysiek en verbaal geweld. Klager had zich die dag onterecht ziekgemeld voor de arbeid en kwam laat op de werkzaal binnen. Hij was chagrijnig en wenste niet aangesproken te worden. De werkmeester constateerde nadat klager de werkzaal was opgelopen dat er sprake was van stemverheffingen. Bij het nagaan waar de stemverheffingen vandaan kwamen, zag de werkmeester dat een medegedetineerde klager een duw gaf. De werkmeester is tussen beide gekomen om verdere escalatie te voorkomen.
3. De beoordeling
Nogal verbaal en dwingend aanwezig zijn en het waarnemen van stemverheffing kunnen zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van verbale agressie tussen klager en een medegedetineerde.
De omstandigheden dat een medegedetineerde klager een duw gaf, waarna klager een tegenaanval leek in te zetten, rechtvaardigen niet de conclusie dat sprake is van een vechtpartij.
Naar het oordeel van de beroepscommissie voldoet de motivering van de disciplinaire straf dan ook niet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld. Het beroep zal op formele gronden gegrond worden verklaard en de beslissing van de beklagcommissie zal worden vernietigd. Nu sprake is van een voorwaardelijke straf, klager zich drie maanden aan de voorwaarden heeft gehouden zodat de straf niet ten uitvoer is gelegd, zal klager geen tegemoetkoming worden toegekend.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. De beroepscommissie bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. de Groot, secretaris, op 19 oktober 2018.
secretaris voorzitter