Nummer S-20/3610/SGA
Betreft [verzoeker] Datum 15 mei 2020
Uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van de RSJ op het verzoek van [verzoeker] (hierna: verzoeker)
1. De procedure
De directeur van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad (hierna: de directeur) heeft op 11 mei 2020 aan verzoeker een disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, vanwege een positieve urinecontrole op benzodiazepine, ingaande op 11 mei 2020 om 11.00 uur en eindigend op 18 mei 2020 om 11.00 uur.
Verzoeker vraagt om schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging daarvan.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de reactie van de directeur op het schorsingsverzoek en van het klaagschrift (ZZ-2020-283).
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat bij een verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling. De zaak kan dus niet ten gronde worden onderzocht. De voorzitter beoordeelt alleen of de beslissing waartegen beklag is ingesteld in strijd is met een wettelijk voorschrift of dat deze zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om op dit moment de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing te schorsen. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Verzoeker ontkent het gebruik van benzodiazepine en stelt dat de positieve uitslag van zijn urinecontrole op het gebruik van benzodiazepines kan komen door het gebruik van zijn voorgeschreven medicatie.
Uit de schriftelijke inlichtingen van de voorzitter, waaronder het schriftelijk verslag, komt naar voren dat verzoeker tijdens zijn urinecontrole op 27 april 2020 voor de eerste keer in drie maanden tijd positief heeft gescoord op het gebruik van de stof benzodiazepine. Verzoeker heeft afgezien van een herhalingsonderzoek. Verzoeker stelt dat deze score komt door zijn medicijngebruik. Zowel uit navraag bij de medische dienst als bij het lab van het Gelreziekenhuis blijkt dat de medicatie die verzoeker gebruikt, namelijk quetiapine, niet kan zorgen voor een positieve score op benzodiazepine.
Uit de thans landelijk geldende Sanctiekaart volgt dat voor een positieve score op softdrugs een disciplinaire straf kan worden opgelegd van maximaal vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel. Nu verzoeker bij een urinecontrole positief heeft gescoord op benzodiazepine, dat valt onder de categorie softdrugs, heeft de directeur in redelijkheid en billijkheid een disciplinaire straf kunnen opleggen voor dit strafwaardige gedrag van verzoeker. Echter, de directeur heeft in de beslissing niet gemotiveerd waarom een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel is opgelegd en dus ten nadele van verzoeker is afgeweken van de voornoemde Sanctiekaart. Gelet op het vorenstaande is de bestreden beslissing naar het voorlopig oordeel van de voorzitter onredelijk en onbillijk voor zover deze de duur van vijf dagen te boven gaat en zijn termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met ingang van 16 mei 2020 tot het moment waarop de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Deze uitspraak is op 15 mei 2020 gegeven door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, bijgestaan door bc. L. Vis-van Alff, secretaris.
secretaris voorzitter