Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ S-19/2511/SGA, 6 november 2019, schorsing
Uitspraakdatum:06-11-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer          : S-19/2511/SGA

Betreft : [verzoeker]   datum: 6 november 2019

 

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens [verzoeker], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Veenhuizen locatie Norgerhaven.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 23 oktober 2019 , inhoudende de (tijdelijke) terugplaatsing van verzoeker in de p.i. Veenhuizen locatie Norgerhaven vanuit GGZ Drenthe/Forensisch Beschermd Wonen waar verzoeker verbleef in het kader van een maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 4 november 2019 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 november 2019.

 

1.         De beoordeling

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de (verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Uit de inlichtingen van de directeur volgt dat verzoeker vanaf 1 oktober 2019 in het kader van de extramurale fase van een ISD-maatregel in de GGZ Drenthe/Forensisch Beschermd Wonen verbleef. De directeur heeft op 23 oktober 2019 besloten verzoeker op grond van een ‘time-out’ terug te plaatsen naar de inrichting, omdat verzoeker op 18 oktober 2019 door de politie is aangehouden wegens rijden onder invloed zonder rijbewijs, in een auto zonder geldige apk. De directeur geeft aan dat tijdens deze ‘time-out’ zal worden beoordeeld of de Minister voor Rechtsbescherming (de Minister) wordt geadviseerd tot beëindiging of voortzetting van de extramurale fase. Verzoeker verblijft tot het moment dat hierop een besluit wordt genomen, in de inrichting. Verzoeker stelt dat de bestreden beslissing onbevoegd is genomen door de directeur nu deze op grond van artikel 44m van de Penitentiaire maatregel (Pm) is voorbehouden aan de Minister.

De voorzitter overweegt als volgt. Op grond van artikel 44m van de Pm kan de Minister, op basis van het advies van de directeur, een zich in de extramurale fase van de ISD-maatregel bevindende gedetineerde terugplaatsen naar de inrichting. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter heeft de directeur verzoeker daarom op grond van een onjuiste – en tevens niet bestaande ‘time-out’- wettelijke grondslag teruggeplaatst in de inrichting. Gelet op het vorenstaande zijn termen aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

 

2.         De uitspraak

De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

 

Aldus gedaan door mr. A.M.G. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Vogel, secretaris, op 6 november 2019.

 

secretaris                                voorzitter

Naar boven