Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ R-18/2311/GA, 25 juni 2019, beroep
Uitspraakdatum:25-06-2019

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

BZT  v

 

nummer:          R-18/2311/GA

 

betreft: [klager] datum: 25 juni 2019

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, gericht tegen een uitspraak van 26 november 2018 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager, alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 juni 2019, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. M. de Reus, en […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Vught. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Als toehoorder was aanwezig […], die als stagiaire mee was met de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het ontvangen van bezoek zonder toezicht (BZT) van 3 oktober 2018 (VU-2018-001634).

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en de directeur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagcommissie heeft de afwijzing van klagers verzoek tot het ontvangen van BZT niet getoetst aan de huisregels van de p.i. Vught zoals die ten tijde van klagers klacht golden, nu op 29 november 2018 nieuwe huisregels zijn ingegaan. De afwijzing van klagers verzoek van 3 oktober 2018 is op 5 oktober 2018 aan hem uitgereikt. Daarmee is inzichtelijk gemaakt wat de redenen voor afwijzing van zijn verzoek waren. Gelet op de korte periode tussen de afwijzingen van klagers verzoeken tot BZT van 11 september 2018 en 3 oktober 2018 zijn bij de afwijzing van het verzoek van 3 oktober 2018 gronden meegenomen uit de afwijzing van het verzoek van 11 september 2018, maar er zijn ook gronden opgenomen specifiek zien op de periode dat klager in de p.i. Vught verbleef en op zijn gedrag aldaar. Voor zover de beklagcommissie heeft geoordeeld dat dit niet in de in de huisregels gestelde voorwaarden voor BZT staat, verwijst de directeur naar RSJ 19 april 2019, R-18/2274/GA. Daarin heeft de beroepscommissie overwogen dat klager pas als aan de voorwaarden voor BZT is voldaan, met kans op succes een verzoek tot BZT kan indienen, dat de voorwaarden niet als limitatief kunnen worden gezien en dat primair van belang is of naast de eigen belangen van de gedetineerde ook sprake is van contra-indicaties voor BZT. Negatieve gedragingen dienen te worden meegewogen. De directeur heeft een eigen discretionaire bevoegdheid om na een individuele belangenafweging een verzoek af te wijzen dan wel toe te kennen. In de huisregels zoals die ten tijde van het indienen van de klacht golden, staat dat in alle gevallen waarin de huisregels voorzien, de directeur beslist met inachtneming van de geldende wettelijke regelingen. De directeur heeft een individuele belangenafweging gemaakt. De periode tussen de verzoeken tot BZT was kort. Klager is besproken in het Multidisciplinair Overleg (MDO) en daaruit is gebleken dat hij onbetrouwbaar was in het nakomen van afspraken, hetgeen in zijn kleuringen (driemaal ‘oranje’ en eenmaal ‘rood’) was terug te zien. Hij heeft in de inrichting van herkomst niet deelgenomen aan de cursus ‘kies voor verandering’. Hij heeft zich in de p.i. Vught (opnieuw) voor het volgen van de cursus aangemeld, maar is vervolgens niet komen opdagen.  

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De (nieuwe) lijn van de beroepscommissie is bekend en er zijn geen argumenten daar in het onderhavige geval van af te wijken. 

 

3.         De beoordeling

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak van 19 april 2019, R-18/2274/GA, reeds heeft overwogen, kan een gedetineerde pas als aan de in de huisregels genoemde voorwaarden is voldaan, met succes een verzoek tot BZT indienen. Deze voorwaarden kunnen niet als limitatief worden gezien. Primair is van belang of naast de eigen belangen van de gedetineerde ook sprake is van contra-indicaties voor een BZT. Negatieve gedragingen van de gedetineerde die de orde, rust en veiligheid in de inrichting hebben geschaad of kunnen schaden, dienen te worden meegewogen. De directeur heeft een eigen en discretionaire bevoegdheid om, na het maken van een individuele belangenafweging, het verzoek af te wijzen dan wel toe te kennen.

De directeur heeft klagers verzoek tot BZT op 3 oktober 2018 afgewezen, omdat klager op 10 augustus 2018 in de p.i. Nieuwegein een disciplinaire straf opgelegd heeft gekregen wegens het bezit van een mobiele telefoon en een handelshoeveelheid drugs en op 21 augustus 2018 in de p.i. Nieuwegein betrokken is geweest bij een vechtpartij met een medegedetineerde. Daarnaast is in het MDO gebleken dat klager onbetrouwbaar is met betrekking tot het nakomen van afspraken en heeft hij zowel in de inrichting van herkomst, de p.i. Nieuwegein, als in de p.i. Vught niet aan de cursus ‘kies voor verandering’ deelgenomen. Hiermee heeft de directeur naar het oordeel van de beroepscommissie voldoende inzichtelijk gemaakt dat hij een individuele belangenafweging heeft gemaakt en waarom hij op basis daarvan het verzoek tot BZT heeft afgewezen. Dat klager aan de in de huisregels gestelde voorwaarden voor BZT zou voldoen, doet daar, gelet op hetgeen de beroepscommissie hiervoor het overwogen, niet aan af. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard. De grondslag van de door de beklagcommissie aan de directeur gegeven opdracht een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak komt daarmee te ontvallen. 

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 25 juni 2019.

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven